Het Verzegelde Boek

van de Platen van Mormon

Studie van ‘Het verzegelde Boek van Mozes’

Hoofdstuk 9

Abram deelt het avondmaal met zijn gezin, betaalt tiende aan Melchizedek; het priesterschap is werkzaam in Abram; Melchizedek zegent Abram.

 

 

 

1. Toen hij terugkeerde van de strijd, gaf Abram een tiende van alle oorlogsbuit aan Melchizedek, evenals alles wat hij bezat. Zo liet hij zien dat hij, die de vader van ons geloof zou worden, niet vrijgesteld was van de wet van tiende. Toen nam Melchizedek, de koning van Salem en een hogepriester van de Allerhoogste God, brood en wijn¹ en legde het op het altaar en zegende het brood en brak² het en gaf Abram als eerste te eten, die hij had aangewezen tot het priesterschap, in wie de priesterlijke macht, afkomstig van de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, werkzaam was in het heetst van de strijd in de slag om Kedorlaomer. (1) Handelingen van drie Nephieten 2:1 | (2) RLDS Genesis 14:17-18 - Geïnspireerde versie van JS

 

 

 

 

2. En ook deelde hij het brood en de wijn met het gezin van Abram en al zijn dienaren die onder het verbond waren. Aldus ging Melchizedek symbolisch te werk, in overeenstemming met de belofte die gemaakt was sinds de dagen van Adam, van de beloofde afstammeling welke Koning en priester is van de Allerhoogste voor eeuwig, volgens de wijze van Melchizedek.

 

 

 

 

3. Want de andere bondgenoten die in de strijd waren werd alleen toegestaan om deze heilige ceremonie en hun verordeningen bij te aanschouwen. En nadat Melchizedek het avondmaal rondgediend had, als de hogepriester van de Allerhoogste God, riep hij Abram en zegende hem, zeggende: ‘Gezegend is Abram, u bent de man van de allerhoogste God, bezitter van de hemelen en de aarde, en gezegend zij de Allerhoogste God, welke zijn vijanden in zijn handen overleverde.’

 

 

 

 

4. En nadat hij tijdens een ceremonie zijn voeten gewassen had om hem te laten zien dat de grootheid van de grootste bedoeld is om een als een mindere te dienen, bevestigde hij hem in het ambt van Hogepriester, zeggende: ‘Gezegend is Abram, een man van geloof; ontvang daarom deze toewijding¹ en roeping om de kerk te besturen die vanaf nu bekend zal zijn met de naam van de Allerhoogst door zijn afstammelingen, tot het op het hoofd van een ander² geplaatst zal worden door eed en verbond³ vanaf het begin tot het eind der tijden.

(1) Handelingen van drie Nephieten 2:2; RLDS Alma 3:3 /Alma LDS 5:3 | (2) RLDS L&V 83:6d-6e/ LDS L&V 84:34- 36 | (3) RLDS L&V 83:6f-6g/ LDS L&V 84:39-40 | (4) RLDS Genesis 6:7 - Geïnspireerde versie van JS/ LDS Mozes 6:7

 

 

 

 

5. En het geschiedde voor het aangezicht van alle koningen op aarde dat Melchizedek zijn stem verhief en Abram zegende, en hem bevestigde tot het hogepriesterschap in de heilige orde van de Eniggeboren van de Vader.— Deze Melchizedek die door ieder van hen erkend werd; want voordat hij de scepter van de koning verwierf was hij een man van geloof, die rechtvaardig was onder de mensen en toen hij een jongen was, bedekte hij de muil van de leeuwen en doofde het onstuimige vuur dat zijn dorp verteerde door de tirannie van de dienaren van Nimrod.

 

 

 

 

6. En nadat hij goedgekeurd was door God werd hij geordend als hogepriester volgens de orde van het verbond welke God met Henoch gemaakt had, welke volgens de orde van de Zoon van God was; wiens bestaan niet van de aardse mens afstamt; noch van de wil van de mens; noch door de vader of de moeder; noch door het begin der dagen, noch door het eind der jaren; maar van God, wiens Zoon Zelf voorstelde, nog vóór het fundament der wereld, om alle dingen te vergaderen, zowel in de hemel als op de aarde, welke uitgebreid zullen worden naar de mensenkinderen door de oproep van Zijn stem door zijn profeten volgens Zijn wil, aan allen die geloven en nog zullen geloven in Zijn naam.

 

 

 

 

7. Want God zwoer met een eed aan Zichzelf aan Henoch en zijn afstammelingen dat allen die geordend waren volgens dat bevel en roeping, macht door geloof zouden hebben om de zeeën te splijten, het water op te laten drogen, om de koers der rivieren te veranderen en om bergen te verzetten. Bij het tarten van zowel natuurlijke elementen als legers van de naties, om de aarde te verdelen, om alle banden met de vijand te verbreken en om in aanwezigheid van God te staan; door eenvoudig alle dingen te doen volgens Zijn wil, volgens Zijn Geboden en om zich zelfs te onderwerpen aan vorstendommen en machten; als dat de wil was van de Zoon van God die bestond voor de grondlegging van de wereld. Daarom werd het Priesterschap in de dagen van Henoch bij zijn naam genoemd: het priesterschap van Henoch¹.

(1) RLDS L&V 76:5g/ LDS L&V 76:57

 

 

 

 

8. En de mensen die vóór de grondlegging der wereld dit geloof hadden werden geordend tot deze heilige roeping volgens de orde van God, in de gelijkenis van Melchizedek, welke ook een hogepriester was in dezelfde orde als Henoch vóór hem. Maar Melchizedek was groter dan Henoch in de gelijkenis van de Eniggeborene van de Vader; geroepen en voorbereid vanaf de grondlegging van de wereld, volgens de wil van God die hem riep en ordende. Eerst door zijn voorkennis en daarna volgens zijn grote geloof, met het doel om de geboden van God te onderwijzen aan de mensenkinderen¹, wat het Priesterschap van de Zoon van God was, met betrekking tot de grote hogepriester welke Melchizedek was. En uit eerbied voor de naam van het Opperwezen werd het de orde van Melchizedek genoemd, zodat mensen de gaven niet misbruiken die voortkomen uit de gevoelens die afkomstig zijn van de naam van God.

(1) Alma 13:1-7, 14 | (2) L&V 107:4cn

 

 

 

 

9. En wanneer er op aarde een hogepriester aangewezen wordt door de hemelen volgens de wijze van Melchizedek, met het doel om het priesterschap van het evangelie van het Lam van God te besturen als het op één of andere manier vervormd is onder de mensenkinderen; dan moet hij opgenomen worden om de sleutels van hetzelfde priesterschap in zijn lichaam¹ te ontvangen, als een slaaf gebrandmerkt door zijn Heer door gloeiendheet ijzer, zowel lichamelijk als geestelijk. En vanwege die reden werd Melchizedek de Vredevorst genoemd, want hij had de macht om het volk van God te verenigen, net zoals hij Abram verenigde onder het verbond en het presidentschap van dit hogepriesterschap op hem bevestigde en Abram zegende met alle gaven die relevant zijn voor de president van de kerk² onder het volk van God in hun dagen. Maar Melchizedek bleef de grootste onder hen hoewel hij de minste was, zolang hij leefde³.

(1) Galaten 6:17 | (2) RLDS L&V 104:31e/ LDS L&V 107:64-67 | (3) RLDS L&V 104:42a-42b/ LDS L&V 107:91-92

 

 

 

 

10. Want zie, Abram deed alle dingen door openbaring die hij vanuit de hemel kreeg en verkreeg van de Heer een belofte dat zijn rechtvaardige nakomelingen voor altijd hetzelfde priesterschap van de heilige orde van de Zoon van God zouden erven; en dat God van tijd tot tijd een profeet zal doen opstaan in de gelijkenis van Melchizedek om licht en waarheid aan de mensenkinderen in het vlees te brengen met het doel om de hemelen en de aarde te verenigen, wanneer in het laatste gedeelte van alle tijden de stad van Henoch wederom neder zal dalen naar de kerk van het Lam van God. Maar de kinderen van God zullen door vuur worden beproefd.

 

 

 

 

11. En deze Melchizedek, die gerechtigheid in het land had gevestigd, werd de koning van de hemel genoemd door zijn volk, of met andere woorden, de Koning van Vrede, want hij verhief zijn stem en zegende Abram als de Hogepriester en bewaker van het voorraadhuis van de Heer, degene die God aanwees om tiende te ontvangen voor de armen. Dus zelfs Abram betaalde hem tiende van alles wat hij had wat God hem gaf en wat zijn behoeften overtrof.

 

 

 

 

12. En het geschiedde dat God Abraham zegende en hem rijkdommen en glorie gaf en landen om voor eeuwig in bezit te hebben volgens het verbond wat hij maakte en volgens de zegen waarmee Melchizedek hem gezegend had.