Het verzegelde Boek

van de Platen Mormon

Studie van ‘Het verzegelde Boek van Mozes’

Hoofdstuk 6

Dit is het verhaal van Nimrod, de zoon van Kush; die de zoon was van Cham; welke Noachs zoon was – de eerste man die na de dagen van de Vloed machtig werd op aarde. Hij werd een machtig jager in verzet tegen Jehova.

 

 

 

 

1. Voor de Vloed was er water op de omringende laag van de lucht, want op de tweede dag van de schepping maakte God een uitspansel rond de aarde en op dit uitspansel was inderdaad een scheiding tussen de onderste wateren, wat de oceanen en de bovenste wateren zijn ̶want sinds de oudheid was er een oppervlakte van water in de lucht, glinsterend in het licht van de zon, wat het gehele oppervlak van de aarde bedekte. Daarom waren er overal vruchten en zaden in overvloed want zie, elke dag steeg een dauw op vanaf de grond en bewaterde alle planten en er waren geen woestijnen maar al het land was vruchtbaar.

 

 

 

 

2. Niettemin, nadat de Vloed plaatsvond, zie, onderging het hele oppervlak van de aarde een drastische verandering, want zie, alle bronnen van de uitgestrekte wateren waren kapot en de sluizen van de hemelen waren geopend en zelfs de hoge heuvels waren bedekt, allen die onder de hemelen waren.

 

 

 

 

3. Zie, zodra de wateren van de Vloed afnamen beval God Noach om alle dieren voor de laatste keer wakker te maken, want God had hen laten slapen volgens de tijd dat het nodig was om voor deze lange periode te slapen tot hij ze wakker maakte voor de derde en laatste maal, langzaam, één voor één, zodat ze zich van daaruit zouden verspreiden tot het einde der aarde en het zaad zouden verspreiden dat ze in zich droegen, om de aarde wederom te laten ontkiemen; viervoetige dieren; en beesten; en reptielen van de aarde; en vogels van de lucht; ja iedereen ongeacht soort, van klein tot groot, alle dieren die tot dusver gevoed waren door allerlei verschillende zaden en vruchten sinds God aan de afstammelingen van Noach het bevel had uitgevaardigd om alles wat beweegt op het oppervlak van de aarde eten te geven en om de dieren niet van de honger om te laten komen omdat de aarde niet langer vrucht in overvloed zou leveren, zoals voor de Vloed het geval was.

 

 

 

 

4. En zo, zoals God voorheen ons de groenten en hun zaad gaf, zei God nu dat alle levende dingen voedsel kon zijn voor zowel mensen als dieren, want er was niets op het oppervlak van de grond om hen te voeden. En God zegende alle levende wezens, dat ze vruchten mogen dragen en de aarde vullen, ieder naar zijn soort.

 

 

 

 

5. Toen geschiedde het, na het vrijlaten van de beesten, dat God Noach beval om alle zaden die hij opgeslagen had te verzamelen en uit te strooien op het platte dak van de ark, op bevel van God, om weer geplant te worden na de Vloed en zie, een wind blies vanuit het Noorden over de ark en de zaden werden verstrooid over waar Noch en zijn familie zich bevonden en naar de vier hoeken der aarde; en waar ze vielen ontkiemden ze snel en droegen vrucht volgens hun soort.

 

 

 

 

6. Onder de zonen van Noach waren afstammelingen van Jafet; Tarshish, Kittim en Dodanim, en ze begonnen de kennis van Jafet te gebruiken voor het bouwen van de ark om grote vissersboten te bouwen en van deze kwamen de eerste inwoners van de eilanden die zichzelf over hun territoria verspreidden en ook al spraken ze allemaal dezelfde taal, elke nieuwe plaats die werd bewoond ontwikkelde hun eigen gebruiken van taal, volgens hun families en volgens hun naties.

 

 

 

 

7. Daarna, na de Vloed en de vernietiging van alle goddeloze mensen in de wereld van de mensheid, moesten Noach en zijn afstammelingen een nieuwe aarde bouwen, welke zuiver zou zijn voor Gods aangezicht, want de gehele aarde was door een doop voorbijgegaan, met als doel om een nieuwe schepping te vertegenwoordigen in het zicht van de hemel.

 

 

 

 

 

8. Zo werd de ware aanbidding weer hersteld door Noach en de andere zeven overlevenden van de Vloed in het begin van de tijd toen ze de ark verlieten, als een symbool van verlossing voor het brengen van offers aan Jehova onder Noachs leiderschap. En hij bouwde een altaar voor God en nam een aantal van de zuiverste dieren en alle zuivere vliegende schepsels die onder hen waren en maakte brandoffers op het altaar in lof en dankzegging aan God wegens de daad van Zijn redding met betrekking tot de mensenzonen en alle dieren die Hij geselecteerd had om in de bewoonde wereld te bestaan.

 

 

 

 

9. Maar de tegenstander van God, Satan de duivel, lag nog steeds op de loer om een manier te vinden om zijn geest in de zonen van Noach te implementeren zoals hij in het begin gedaan had met de afstammelingen van Adam en Eva. En het geschiedde dat Satan in Nimrod, de zoon van Kush, afstammeling van Cham, dezelfde opstandige aanleg vond als die hij in Kaïn had gevonden voor zijn voorvader Noach.

 

 

 

 

10. Nadat Nimrod het verhaal van zijn vader hoorde, over zijn grootvader die de naaktheid van Noach ontdekt had en dat hij dronken geworden was en zie, dit zorgde voor een afkeer voor zijn grootvader.

 

 

 

 

11. Toen begon Satan in te spelen op zijn gevoelens en ontwikkelde in Nimrod, want hij was nog maar een jongen, het verlangen om de zegen van Noach over zijn afstammeling Shem te overtreffen, dat het door hem en zijn zaad zou zijn waardoor de toekomstige afstammeling zou komen, door de genealogie van de rechtvaardige afstammelingen van Adam, tot Abram, wie God later nam uit het volk van Ur der Chaldeeën, om hun verbond te versterken met de rechtvaardige zonen van Adam, om te beginnen met Set; Enos; Cainan; Mahalaleel; Jared, Henoch; Metusalem; Lamech; Noach; Sem; Arpaksad; Salah; Eber; Peleg; Reu; Serug; Nahor; Terah en Abram.— Daarom zou Nimrod buiten het presidium van het priesterschap zijn, en zelfs buiten de mogelijkheid geplaatst worden dat de beloofde afstammeling uit zijn zaad voort zou komen.

 

 

 

 

12. Toen geschiedde het dat Satan doorging met het ophitsen van het hart van Nimrod, met het doel om een machtige jager te worden in verzet tegen Jehova, wat in de Hebreeuwse taal ̶‘Jager van mensen’ betekent: iemand die op mensen jaagt met het doel ze tot slaaf te maken, aldus handelend in tegenstelling tot de voorschriften van vrijheid verleend aan alle mensen die door Jehova gecreëerd zijn. ̶ Op die manier werd Nimrod, met de ondersteuning van Satan, een krijger en een overheerser van mensen.