Het verzegelde Boek

van de Platen van Mormon

Studie van ‘Het verzegelde Boek van Mozes’

Hoofdstuk 4

In de dagen van Enos, ‘begon hij de naam van Jehova aan te roepen’. Seth, Enos, Cainan, Mahalaleel en Jared predikten gerechtigheid. Henoch, die nog een jonge man was, wandelt met God en stuurt een oordeelsboodschap aan de goddeloze mensenkinderen. Henoch zelf ziet de geesten die door God gemaakt zijn en ziet hij, net als Mozes, ook de ontelbare werelden die door God gecreëerd en bevolkt zijn. Het nieuws van een ziener verspreidt zich snel. Henoch sticht de stad Zion, hij voorziet de komst van de Eniggeboren Zoon en de herstelling die de mensen in één Zion zal verenigen in de laatste dagen; en de wederkomst; en de komst van het hemelse Zion. God nam hen op.

 

 

 

 

1. En het geschiedde in de loop van het verhaal van Adam en zijn rechtvaardig nageslacht, nadat God zich aan Seth had laten zien en hij aan de Heer offerde door een hogere kennis dan zijn broederen, een aanvaardbaar offer net als dat van Abel. Met meer duidelijkheid over evangelie dan enig andere zoon van Adam tot dan toe begrepen¹ had.

(1) RLDS Genesis 6:3 - Geïnspireerde versie JS/ LDS Moses 6:3

 

 

 

 

2. Het geschiedde dat Seth een zoon kreeg en hij gaf hem de naam Enos en het was in deze tijd dat de kinderen van Adam wederom begonnen de naam van Jehova aan te roepen in hun harten, en zo werd er gezegd in de dagen van Enos, dat ze begonnen de naam van de Heer¹ aan te roepen. Want het was in deze tijd dat deze mensen de ware gevoelens afkomstig van de naam van de God weer in hun eigen gevoelens begonnen te herontdekken, en dit bracht redding van de priesterschapsmacht van de Zoon van God onder de broederen, die alle dingen gemeenschappelijk begonnen te hebben, inclusief een taal welke zuiver en deugdzaam was en ditzelfde Priesterschap en houding zal wederom opgewekt worden onder de mensenkinderen in de eindtijden onder de mensen van God in Zion²; de mensen die verrijzen door de woorden van dit boek en in de laatste dagen een taal zullen herstellen van een reine en onbevlekte taal voor hen die de Heer zullen aanroepen, niet door het geneuzel van de menselijke onreine taal maar door een geestelijke taal, als ze de goddelijke eigenschappen in het hart uiten van hen die het burgerschap van Zion in zichzelf zullen grondvesten, want dit zal waarlijk het fundament van Zion in stand houden in de laatste dagen: een volk wat rein van hart³ is.

(1) RLDS Genesis 6:4, 5 - Geïnspireerde versie JS/ LDS Moses 6:4, 5 | (2) RLDS Genesis 6:6-7 – Geïnspireerde Versie JS/ LDS Mozes 6:6-7 | (3) Zefanja 3:9; RLDS L&V 94:5c/ LDS L&V97:21

 

 

 

 

3. Het geschiedde ook dat sommige afstammelingen van Kaïn de naam van de God van Adam op hun eigen manier verbaal aan begonnen te roepen. Ze deden dit echter op zo’n onjuiste en goddeloze manier, waarbij ze enkel gebruik maakten van een uitspraak van de menselijke taal en hiermee begonnen ze voor zichzelf afgoden van stenen en hout te maken om Hem te vereren. Tegelijkertijd pasten ze de namen van Jehova toe op hun afgoden en hiermee geloofden ze dat ze God naderden in aanbidding.

 

 

 

 

4. En de priesters die dit verkondigden hadden veel macht over de zonen van Kaïn, die in de meerderheid waren op het oppervlak van de aarde. Achtereenvolgens verkondigden Seth, Enos, Cainan, Mahalaleel en Jared die predikers van gerechtigheid waren, het evangelie overal waar ze maar gingen en richtten overal gemeenten op en onderwezen hun volgelingen de macht die de naam van God is en waren zich er opnieuw van bewust dat de gevoelens die aan Zijn naam werden ontleend, de sleutels waren die de priesterschapsmacht beheersen van de Eniggeboren Zoon onder de mensen in het vlees en daardoor de invloed en macht van Satan ongedaan maakten waar ze ook maar predikten.

 

 

 

 

5. Dit maakte Satan op zijn beurt woest in zijn hart waardoor hij bloedvergieten en oorlog bracht, waarin een broeder zijn broeder vermoordde en door middel van geheime verenigingen macht gaf aan de handlangers in de orde van Mahan zodat ze de andere mensenkinderen verhinderden om de boodschap te horen die verspreid werd door de rechtvaardige kinderen van Adam; dat overal op de bewoonde aarde het goede nieuws van het eeuwigdurende evangelie werd verkondigd, welke ontstond in de dagen toen God het heilige priesterschap van zijn Zoon op Adam en zijn nakomelingen overdroeg, zodat allen eenmaal weer tot God terug zouden kunnen keren.

 

 

 

 

6. Binnen die tijdsperiode geschiedde het dat de mensen de naam van de Heer aan begonnen te roepen en dat de Heer hen zegende. Waarin Seth Enos voortbracht; en hij leerde zijn zoon de wegen van God. En in die dagen oefende Satan grote macht uit onder de mensen en hij was in toorn ontbrandt en vanaf toen kwamen de oorlogen en het bloedvergieten; en naar macht zoekend, hief de mens zijn hand op tegen zijn eigen broeder om hem tot de dood te verleiden vanwege geheime werken. En om deze reden vertrokken Enos en de rest van Gods volk uit het land genaamd Sulon en ze bewoonden een beloofd land waaraan hij de naam gaf van zijn eigen zoon, welke hij Cainan noemde.

 

 

 

 

7. En Cainan leefde volgende de geboden Gods totdat hij Mahalaleel voortbracht. En Mahahaleel bracht Jared voort en Jared leefde volgens de leringen van zijn vaderen en bracht Henoch voort. En Jared leerde Henoch om oprecht te wandelen in alle wegen Gods.

 

 

 

 

8. En het geschiedde dat Henoch over de aarde reisde en onder de mensen predikte en hen opriep tot bekering. En terwijl hij reisde, legde hij zich neder onder een bladerrijke olijfboom, op een berg met een zekere hoogte in het land van Kanaän, welke hij vanaf toen de berg Zion noemde, want dat was de plaats waar de geest van God over hem kwam en omdat het ook daar was dat hij zijn heilige ontelbare engelen zag. En vanaf de tijd richtte hij een stad op waarin ook het middelpunt voor Gods aanbidding was, en waar hij voorstelde om een tempel te bouwen voor de Heer; de eerste op de aarde die door mensen was gebouwd.

 

 

 

 

9. Terwijl hij in een visioen was zag hij de Heer met zijn heilige ontelbaren uit de hemelen komen in de laatste dagen, zoals de wolken de aarde bedekken; zijn oordeel vellende over de gehele mensheid des wereld en om alle goddelozen te veroordelen voor alle onrechtvaardige daden die zij verkeerd hebben gedaan voor hun ogen en voor alle onrechtvaardige dingen die zondaars hebben gedaan tegen hun medemens, want zo zullen alle goddelozen zijn in de laatste dagen; kwaad handelend en sprekend over hun naaste en vloekend tegen die God die hen¹ creëerde, want de mens spreekt de dingen die in zijn hart zijn.

(1) Judas 14, 15

 

 

 

 

10. De mens Gods echter, met goede gevoelens, die goede dingen spreekt, terwijl de slechte mens, met zijn slechte hart, alleen over kwade dingen spreekt. Toen werd er gezegd tegen Henoch dat de mens ook rekenschap af moet leggen op de Dag des Oordeels voor elk waardeloze verklaring die ze maken over hun naaste en over God, want door hun daden zullen mensen rechtvaardig of onrechtvaardig verklaard worden en door hun woorden zal men bevrijd of veroordeeld¹ worden.

(1) Mattheüs 12:32 - Geïnspireerde versie van JS

 

 

 

 

11. Toen sprak een stem uit de hemel tegen hem: “Henoch mijn zoon, profeteer aan deze mensen en beveel hen om zich te bekeren, want zo zegt de Here: Ik ben toornig op deze mensen en mijn toorn is tegen hen ontbrandt, want hun harten zijn verhard en zij bedekken hun oren zodat ze Mijn boodschappers, de profeten niet kunnen horen en hun ogen, zodat ze Mijn werk niet zien.

 

 

 

 

12. Want zie, dit volk dat beweert Mijn volk te zijn in de laatste dagen, naderen Mij en met hun monden en lippen eren ze Mij, maar hun hart is verre van Mij en de angst voor Mij is onderwezen volgens de voorschriften van de mensen en het is niet volgens Mijn duidelijke leer— en gedurende vele generaties vanaf de dag dat Ik ze geschapen heb tot de volheid des tijds, zullen ze Mij, de Heer, voortdurend verlaten en zullen ze Mijn inzettingen verloochenen en hun eigen raad zoeken in de duisternis, net zoals het in uw dagen, Mijn zoon Henoch en in hun eigen gruwelen beramen ze hun moord en ze onderhouden niet de geboden die Ik aan hun vader Adam heb gegeven.

 

 

 

 

13. Zij zijn het die vals zweren en met hun eigen eden brengen ze de dood onder zich en Ik, de Heer, heb een gevangenis bereidt voor de geesten van deze zondaars om gevangen te blijven in een eeuwige rondgang¹ want Ik de Heer ben dezelfde, Ik ben niet veranderd en Ik zal nooit veranderen want Mijn wegen zijn eeuwig en onveranderlijk en dit is het ontwerp van Mijn handen tot de laatste dag van het oordeel, toen Mijn Eniggeborene zelf een volledige bediening heeft voorgesteld in de tijden die Ik heb aangesteld, om de gevangenen vrij te laten uit hun geestelijke gevangenissen als zij zich bekeren van hun zonden² en tot Mij komen, de Heer hun God, en vrijgemaakt worden van gevangenschap en dood wanneer uiteindelijk de ziel hersteld wordt aan het lichaam en het lichaam aan de ziel³.

(1) RLDS L&V 2:1c / LDS L&V 3:2| (2) RLDS Alma 19:69 / LDS Alma 41:6| (3) RLDS Alma 19:58 / LDS Alma 40:23

 

 

 

 

14. En dit is een bevel dat Ik uitgevaardigd heb in het begin der wereld vanaf de grondlegging, vanuit Mijn eigen mond en door de mond van mijn dienstknechten heb Ik het uitgevaardigd, net zoals het in de wereld werd verspreid vanaf het begin tot het einde door Mijn profeten, daarom is het bevorderlijk voor Mijn gerechtigheid dat de mensen geoordeeld zouden moeten worden volgens hun werken in het vlees¹ en er zal geen opstanding zijn als dit aardse lichaam in verderf² leeft, tot mijn Eniggeborene komt en in Hem mogen mensen zich bekeren van hun zonden.

(1) RLDS Alma 19:66/ LDS Alma 41:3 | (2) RLDS Alma 19:29; 19:67/ LDS Alma 40:2; 41:4

 

 

 

 

15. En zo is er vanaf het begin een proeftijd gegeven aan de mensen, totdat mensen de rechtvaardigheid van God zullen aanvaarden, de rechtvaardigheid die wordt uitgebeeld in Zijn beloofde zaad, gesticht nog voor de grondlegging van de wereld, volgens het verlossingsplan, welke niet tot stand kan komen behalve als mensen zich bekeren in hun proeftijd, welke een eeuwige koers is, en zonder welke de mensen in het vlees nooit de kennis zullen verkrijgen van het plan van verlossing en ze zouden zich nooit bekeren van hun zonden. Als er daarom geen eeuwige koers gevestigd was in de oppositie, maar wat nodig is voor het plan van zaligheid welke net zo eeuwig is als het leven van de ziel, dan kon de mensheid zich nooit bekeren en tot Mij komen voor redding¹. (1) RLDS Alma 19:84, 94, 98/ LDS Alma 42:4, 13, 16

 

 

 

 

16. En toen hij deze woorden hoorde viel Henoch neer voor de Heer en sprak, zeggende: ‘Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen? Ik ben maar een jongen, en zie, Uw volk haat mij omdat ik, anders dan mijn vader, zwak ben in het spreken. Dus vertel mij, waarom hebt U mij gekozen als Uw dienstknecht om het volk over deze dingen te vertellen?’ En de Heer zei tot Henoch: ‘Ga en doe zoals Ik je bevolen heb en niemand zal je verwerpen. Open je mond en het zal vol wijsheid zijn, want Ik geef je de woorden die je zult spreken en Ik zal je machtig maken in je oordelen want alle vlees is in Mijn hand en Ik zal doen wat jou goed lijkt. Want zie, Ik de Here, heb genade gevonden in de man die je geworden bent, ondanks dat je nog maar een jongen bent. Want in jou zijn alle goede gevoelens welke Ik nodig acht als de belangrijkste instrumenten van de priesters van de heilige orde van Mijn Eniggeborene.

 

 

 

 

17. Hetgeen wat je aangenaam maakt voor Mijn ogen, want nog niet eerder heb Ik de volheid van Mijn naam gegraveerd gevonden in een hart zoals in jouw hart: de gevoelens van Naastenliefde, Enthousiasme, Vrede van de Geest, Berusting om weerstand te bieden aan de tegenstanders, Vriendelijkheid, Medeleven, Geloof, Tederheid en Zelfcontrole. Als je gelooft dat je met deze gaven een hoger koninkrijk zult bereiken, probeer dan vervolgens een gemeenschap te vormen met gelijkgestemden.

 

 

 

 

18. Want als je alle goede gevoelens kunt vergaderen die afkomstig zijn van Mijn naam in mannen, vrouwen en kinderen van jou gemeenschap, dan zal de uitkomst van deze eigenschappen de reden zijn om je op te nemen omdat je de gelijkenis in je draagt van Mijn Eniggeborene, die vol is van genade en macht.

 

 

 

 

19. En omdat je deze gaven in je hart hebt, zul je nooit alleen wandelen, want Ik zal altijd met je zijn, aangezien je met God zult wandelen in al je wegen.

 

 

 

 

20. Want zie, de gevoelens van Mijn naam die in je zijn, bevinden zich in het diepst van je wezen. Daarom zal Ik al je woorden rechtvaardigen; en bergen zullen voor je vlieden en de rivieren zullen van koers veranderen; jij zult in Mij verblijven dat wil zeggen: in Mijn priesterschap, want zie, Ik roep Mijn dienaar Adam aan, de eerste priester in de heilige orde onder de mensen, om je in het Priesterschap van mijn Eniggeborene¹ te ordenen en op die manier ontvang je de volheid van Mijn genade, welke reeds in je werkt door het geloof wat in je hart is.

(1) L&V 107:48

 

 

 

 

21. Daarom, wandel met Mij. Zalf nu echter je ogen met klei, was ze en je zult zien. En Henoch deed aldus dat wat God hem bevolen had. En het geschiedde terwijl Henoch langs de Oostelijke zee reisde in de vlammende wagens van de cherubim, dat een visioen voor zijn ogen geopend werd en de Heer leidde hem door de vele woningen die zich in de uitgestrektheid van de hemelen bevinden en hier werd Henoch geïnformeerd over het belang van de naam van God onder de uitverkorenen van zijn dagen en de gaven, welke de gevoelens zijn die afkomstig zijn van de heilige naam, om de macht der duisternis onder de mensenkinderen in te perken en uit te drijven door de kennis van Zijn zuivere leer en de correcte naleving van Zijn geboden.

 

 

 

 

22. Toen maakte God hem het belang van Zijn naam bekend, welke al aangeroepen werd in de harten van hen die de prediking van hun voorouders gehoord hadden maar die niet het belang begrepen om deze giften te gebruiken die afkomstig zijn van de naam van God, of, met andere woorden: de gevoelens die voortkomen uit Zijn Naam, om daardoor de invloedrijke krachten van Satan te overwinnen welke de gevoelens zijn die uit de duisternis voorkomen en in tegenstelling zijn met de gaven van de Heilige Geest.

 

 

 

 

23. Om de vele namen van God op te roepen is het nodig om de gaven te ontwikkelen die met die gevoelens overeenkomen en je hart te beschermen tegen de kwade gevoelens welke tussenbeide zullen komen in tumult en verdoving van gedachten.

 

 

 

 

24. Geloof, aan de andere kant, grondvest goede gevoelens en doet de invloed van de tegenovergestelde gevoelens teniet en wekt de kracht van het priesterschap op in de mens, die op zijn beurt een wisselwerking heeft met de fysieke wereld. En dit is de weg die voorbereid is vanaf de grondlegging der wereld, waarin de Eniggeboren Zoon in de wereld zal komen en de naam van de Vader zal verheerlijken; de kennis over deze dingen¹ draagt Hij over aan Zijn discipelen om zo een weg te bereiden om anderen deelgenoten te maken van deze Gave, zodat ze hoop mogen hebben. En als je alleen hoop hebt zodat je gevoelens niet geschokt worden, dan zul je geloof hebben, en als je dit geloof hebt, dan heb je binnenin je de sleutels om alle situaties² te openen of te sluiten.

(1) RLDS Genesis 6:44 / LDS Mozes 6:42 | (2) Hebreeën 11:1; Johannes 17:26; RLDS Ether 5:9-13 / LDS Ether 12:8-12

 

 

 

 

25. De namen van God zijn fundamenteel voor ons, zodat we meer over Hem kunnen komen te weten. Want ze zijn een uitdrukking van de persoon van God in de mensenkinderen en weerspiegelen hun natuur, belang en goddelijke karaktereigenschappen onder onze medemens. God openbaart zichzelf in ons door deze namen zodat we op het gehele oppervlak der aarde vertegenwoordigers zijn van Zijn naam en als je de naam van Zijn Zoon op je neemt, die de gelijkenis is van Zijn Vader wiens naam gelijk is aan die van jou, dan zullen deze namen ertoe leiden om Hem te kennen en Zijn eigenschappen te kennen en te bewonderen, welke onafscheidelijk van Zijn Persoon. En net zoals er over Henoch gesproken is zullen mensen ook met God wandelen en door het Priesterschap in deze staat van gemeenschap zijn of door de genade van God, met betrekking tot vrouwen en andere leden van het verbond die niet tot het priesterschap geroepen zijn maar die vervuld zijn met genade van de gelijkenis van de Eniggeboren Zoon van de Vader, dan zullen de elementen het bevel herkennen van diegene die handelt in de naam van Zijn Zoon door het gevoel dat overeenkomt met de gewenste actie met die goddelijke drijfveer in zichzelf dan zal niets onmogelijk zijn, maar zie, alle dingen zullen aan diegene onderworpen zijn door geloof en gebed.

 

 

 

 

26. Henoch werd echter geïnformeerd dat het voor andere mensen niet geoorloofd was om te weten hoe de Almachtige God aangeroepen moest worden in zijn dagen en daarom werd het hem verboden om deze informatie bekend te maken aan een andere man of vrouw, behalve diegenen die lieten zien dat ze zulke verdiensten waardig waren onder het verbondsvolk. Want in de dagen van Henoch was deze onuitsprekelijke macht de sleutel voor de goddelozen om hun verbeeldingskracht op ongepaste wijze te gebruiken om dit Grote Geschenk, de naam van God, te ontheiligen zonder zich de edele eigenschappen te realiseren welke afkomstig zijn van de naam van de Allerhoogste, want ze zouden nooit aangeroepen moeten worden als het hart vol zonde is.

 

 

 

 

27. Dit heilige geheim, wat bekend gemaakt is aan alle mensen buiten het verbond, zou de naam van God tot een algemene aanroep maken in de harten van de mensenkinderen, welke uiteindelijk de effectiviteit te niet zou doen, zelfs onder de uitverkorenen en waarschijnlijk ook onder de priesters van Zijn Orde. Voor velen zou het de vraag zijn of dit werkelijk waar is of dat het alleen maar een gewone verordening is die beschikbaar is voor iedereen, zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen.

 

 

 

 

28. In deze dagen echter begonnen sommige van de heilige schildwachtengelen, welke van de wachtersklasse¹ waren die vanaf het begin zijn aangewezen als herauten van God met betrekking tot aardse zaken en daarom gematerialiseerd konden worden in vleselijke lichamen in de gedaante van een mens en om onder de zonen en dochters van Adam te infiltreren, onder de invloed van Anaquiel, de persoon die verantwoordelijk is voor de samenzwering die plaats vond onder de corrupte burgerwacht, hij was de hoofdschuldige van hen die hun positie verlieten die ze in de hemel verkregen hadden, onder zijn verantwoordelijkheid begonnen ze grote toevluchtsoorden te bouwen, in welke sommigen onder de invloed van Satan gemeenschap hadden met de dochters van de mensheid en daarmee brachten ze zaad voort: de reuzen van het land².

(1) Daniël 4:17, 23 |(2) RLDS Genesis 8: 6 - Geïnspireerde versie van JS / LDS Moses 8: 18

 

 

 

 

29. Door een overeenkomst tussen de Wachters¹, welke inhield dat de engelen die opstandig waren geworden niet de overgebleven burgerwacht gevangen² zou nemen, welke in het land bleven om hun taak onder de mensenkinderen uit te voeren en dat ze de verbondsmensen met rust zouden laten. (1) Daniël 10:11-13 | (2) Daniël 4:17, 23

 

 

 

30. Zelfs tot op de dag van vandaag, want Aaron scheidde door het lot twee bokken; één voor Jehova om de zonden van de kinderen van Israël te verzoenen en één om aan Azazel¹ te overhandigen, met het doel om de overeenkomst van de schildwachten te herdenken.

(1) Leviticus 16:8, 10 – King James Versie - Engels| (2) Daniël 4:17, 23

 

 

 

 

31. Aldus biedt Aaron de bok aan die toegewezen is aan Jehova en zal hem tot een brandoffer maken wegens de zonden van mensen voor God. Maar de bok waarop het lot voor Azazel gevallen is zal men levend voor het aangezicht des Heren stellen om verzoening te doen en daarmee deze overeenkomst te herinneren en het de wildernis in mag worden gestuurd om Azazel aan zijn overeenkomst te herinneren.

 

 

 

 

32. Wegens deze reden was het bevel onder de priesters dat ‘hij, de man die de bok naar Azazel gestuurd heeft, zijn klederen zal wassen, zijn lichaam in water zal baden en daarna in de legerplaats komen; alleen dan kan hij onder de kinderen Israëls¹ komen’— dit is omdat deze man heenging om de kwade engel te ontmoeten en hij zich geestelijk en lichamelijk moet zuiveren voor hij naar de gemeente van de enige God terugkeert.

(1) Leviticus 16:26 – King James Version - Engels

 

 

 

 

33. Maar zie, de reuzen waren dom, zonder veel redenering en waren daarom afhankelijk van hun ouders. Om deze mannen van groot postuur op hun beurt niet toe te staan om door hun waanzin slaven te worden van de mensen, begonnen de schildwacht engelen, welke ongehoorzaam waren toen ze hun positie bij de Vader¹ opgaven, aardse mensen te gebruiken om steden te bouwen waarvan de architectuur een afspiegeling was van hemelse dingen.

(1) Judas 6

 

 

 

 

34. En zo begonnen de mensen de juiste kennis van de Wachters¹ te ontvangen om ijzer te smeden en om hun mengsels te brouwen. Daarom konden ze alle soorten uitvindingen smeden van meer bestendige vormen zoals wapens en wapenuitrusting en strijdwagens. Hun vrouwen leerden om kruiden te mengen en hun helende werking kennen en hun jonge mannen leerden hoe ze met het zwaard om moesten gaan en om met pijl en boog te vechten.

(1) Daniël 4: 17, 23

 

 

 

 

35. En het geschiedde dat Henoch voortging met prediken tot het volk van het land Sharon; van Henoch de zoon van Kaïn; van Oener; van Heni; van Sem; van Haner en het land van Hananiah en verbleef in de heuvelen en hoge plaatsen om met een luide stem woorden te verkondigen tegen alle werken des mensen die door hem beledigd waren. En het geschiedde dat Henoch alle mensen opriep tot bekering, met als uitzondering het volk van Kanaän; en toen ze hem hoorden sloeg niemand zijn hand aan hem want angst had ieder in zijn greep die zijn woorden hoorden; en omdat velen begonnen te zeggen dat Henoch met God wandelde, begonnen ze ook te zeggen dat een ziener onder het volk was opgestaan.

 

 

 

 

36. En zijn geloof was zó groot, dat geen gevoel afkomstig van de duistere zijde zijn emotionele fundament kon laten schudden, zodat Henoch het volk van God leidde en hen ditzelfde principe leerde: om hun harten te beschermen tegen alle negatieve gevoelens die hen overkomen, om een onvoorwaardelijke gehechtheid te hebben aan die gevoelens welke afkomstig zijn van de grotere gift, de Liefde, door de gevoelens die voortkomen uit de namen van God, net zoals het hij hen had laten zien toen zijn vijanden uitgingen om strijd tegen hem te voeren en hij het woord van de Heer sprak, welke het woord is dat ontstond uit hun gevoelens en de aarde beefde en de bergen vielen en de stenen rolden en de rivieren veranderden van hun natuurlijke koers, de brullende leeuwen brulden samen in de wildernis; velen hoorden het en velen beefden.

 

 

 

 

37. De angst van de mensen was zó groot dat ze bang waren voor de woorden die Henoch sprak, want de kracht van de woorden die God hem gegeven had was zo groot door hun gevoelens en geloof, dat zelfs de reuzen, afstammelingen van de zonen van God, weggingen, hun woonplaatsen achterlieten en de schuilplaats¹ die de Wachters² voor hen hadden gemaakt met de hulp van de aardse mens en ze verstopten zich in grotten en diepe valleien.

(1) RLDS Genesis 7:18-19 Geïnspireerde versie JS / LDS Moses 7:15 | (2) Daniël 4:17, 23

 

 

 

 

38. En vanaf die tijd, ondanks dat er oorlogen zijn geweest tussen de mensen, wist Henoch dat Jehova naar Zijn tempel zou komen die Henoch voor de Heer gebouwd had, want hij zag engelen nederdalen uit de hemel en ze gaven hun getuigenis van de Vader en de Zoon¹ en dat in de volheid der tijden Hij komen zal om bij Zijn volk te wonen, net zoals Hij met het volk van Henoch woonde voordat Hij hen opnam², want ze zullen zijn zoals in de dagen van Henoch: een volk wat in rechtvaardigheid leeft.

(1) RLDS Genesis 7:33 Geïnspireerde versie van JS/ LDS Moses 7:27 | (2) RLDS Genesis 7:20 Geïnspireerde versie JS/ LDS Moses 7:16

 

 

 

 

39. En de angst voor de Heer zal over alle natiën komen want allen zullen de Heer in de lucht zien met Zijn gezelschap van engelen en vlammende wagens en het nieuws zal zich verspreiden naar alle hoeken van de aarde, naar het verste uithoek van de bewoonde wereld, dat de Heer zal nederdalen onder Zijn volk en de drempel van de tempel overgaan, welke opgericht zal worden voor Zijn naam in de laatste dagen, in een plaats die God voor de grondlegging van de aarde bepaald heeft, in een Zion dat de stad van Henoch zal ontvangen, waarvan de architectuur het ontwerp zal zijn voor het Nieuw Jeruzalem.

 

 

 

 

40. En vanaf die tijd zegende de Heer de kerk van Henoch en noemde hen Het volk van Zion, want zij waren allen vergaderd onder Zijn wet en geboden, en Hij zegende ook het land waar ze zich gevestigd hadden, tussen de bergen, want ze floreerden als een vreedzaam volk en alle ze hadden alle gevoelens gemeenschappelijk.

 

 

 

 

41. En de Heer noemde de plaats van de tempel van de berg Zion en hun stad Salem, want ze waren één van hart en één van zin en leefden rechtvaardig en er waren geen armen onder hen. En nu begon het volk van de kerk van God een heilige samenleving te bouwen onder het toezicht van Henoch, waar de inwoners in hun harten alle beginselen van reinheid naleefden die vereist werden door God en ze waren een heilig volk. Daarom waren ze een volk met een zuiver hart en werden een verbondsvolk genoemd.

 

 

 

 

42. En het geschiedde dat Henoch voor de Heer in de tempel kwam en van aangezicht tot aangezicht met Hem sprak zeggende: ’Ik weet Heer, dat Zion in veiligheid zal wonen zolang de tijd duurt dat U bij ons bent maar ik ben bang dat de mensen zullen ontaarden, want U zult voorzeker niet altijd in een tempel verblijven die door mensenhanden gemaakt is en omdat we geen mensen van oorlog zijn zullen de goddelozen ons aanvallen zodra U ons hebt verlaten.’ En de Heer antwoordde en zeide: ‘Voorzeker heb ik de stad Zion gezegend en ze zullen u voorzeker aanvallen zodra Ik deze plaats verlaat.’

 

 

 

 

43. En het geschiedde dat de Heer alle inwoners van de aarde aan Henoch liet zien; en hij keek en hij zag dat Zion opgenomen was en hij zag het overgebleven volk, wat de zonen van Adam waren; en ze waren een mengsel van al het zaad van Adam, waaronder velen die de boodschap hoorden die gepredikt was door Henoch en aanwezig waren in Zion en in hun hart dezelfde gevoelens hadden die afkomstig zijn van de naam van God, zoals de zonen van Adam hadden.

 

 

 

 

44. En nadat Henoch zag dat Zion in de hemel opgenomen was keek Henoch en zie, alle natiën van de aarde stonden voor hem en Henoch werd verhoogd en opgenomen in de schoot van de Vader en de Zoon; en zie, hij kon de macht van Satan zien en alle invloed die hij op het oppervlak der aarde had. Hij zag engelen nederdalen om de geboorte aan te kondigen van de beloofde afstammeling in het midden des tijds; en hij zag hem neder komen in de volheid der tijden en later, wanneer degenen die de woorden zullen lezen van dit verzegelde boek van Mozes, op zal rijzen onder het verbondsvolk in de laatste dagen en met een luide stem de woorden van God verkondigen, zeggende: ‘Wee de inwoners van deze aarde, want de dag des Heren nadert snel, hoor de stem die voor de laatste keer tot bekering oproept.’

 

 

 

 

45. Zie, Henoch zag deze dagen, en Satan had een grote ketting in zijn hand welke het gehele oppervlak der aarde met duisternis bedekte; en hij keek op en lachte en zijn engelen bespotten de engelen die nederdaalden uit de hemel, die getuigen van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, toen deze nederdaalde op velen en ze verlost werden door de machten van de hemel in Zion.

 

 

 

 

46. En het geschiedde dat de God van de hemel uitkeek over de rest van de mensen en weende; en Henoch getuigde hiervan en zeide: ‘Hoe kunt u huilen, terwijl U heilig en eeuwigdurend bent, voor eeuwig en altijd? Als het mogelijk was voor mensen om de deeltjes van deze aarde te tellen, ja, van de miljoenen landen zoals deze, dat zou niet eens het begin zijn van het aantal van uw scheppingen; en de sluier van vergeetachtigheid bedekt nog steeds en toch bent U genadig en vriendelijk voor ons, de mensenkinderen, om Zion op te nemen in uw eigen boezem; ik zie dat de genade van Uw aangezicht straalt door Uw tranen heen en Uw mededogen zal geen einde hebben, net zoals er geen einde zal zijn aan Uw heerschappij. Hoe kunt U huilen?’

 

 

 

 

47. De Heer zeide tot Henoch: ‘Aanschouw dezen, uw broederen; zij zijn het werk van Mijn eigen handen en Ik gaf hen de kennis in de dagen dat Ik hen schiep; en in de Hof van Eden gaf Ik de mens zijn wil; en Ik gaf ook het gebod dat zij elkander lief zouden hebben en dat ze Mij kozen als hun Vader, maar zie: ze hebben geen genegenheid voor Mij, hun Maker en ze haten zonder enige reden hun eigen soortgenoten. Hoe kan Ik, de Heer, hen dan de koninkrijken van de andere woningen en het bestaan van andere werelden laten zien? Het vuur van Mijn verontwaardiging is tegen hen ontstoken en in Mijn misgenoegen zal Ik een vloed zenden over de aarde om de vuilheid weg te wassen die de mens zijn eigen broeder aandoet en om zijn handelen met de kinderen van God en zijn nakomelingen en de geheime verenigingen van de orde Mahan voor altijd van de aardbodem te wissen.

 

 

 

 

48. Zie, Ik ben de God van Heiligheid en zoveel vuilheid van het vlees kan Ik niet toestaan voor Mijn ogen, waarin Mijn eigen engelen een verbond van ontucht en overspel aangegaan zijn met de dochters des mensen. En ondanks dat Ik Mijn arm uit kan strekken en heel Mijn schepping vast kan houden kunnen Mijn ogen niet aanzien, onder al het werk van Mijn handen, de mate van goddeloosheid zoals nooit tevoren bestaan heeft tussen uw broederen in alle werelden die Ik heb geschapen.

 

 

 

 

49. Maar zie, Satan zal zijn vader zijn en de andere gevoelens die voortkomen uit angst of pijn, wat de vruchten zijn van de geest van de boze, zal zijn lotsbestemming zijn; welke uitgegoten is over de mensenkinderen door hun gehechtheid aan de gevoelens die tegenovergesteld zijn aan de ware gaven afkomstig van de Heilige Geest, en de hemel zal wegens hen huilen, ja, over al het werk van Mijn handen.

 

 

 

 

50. Zou Ik daarom niet huilen, als Ik zie hoeveel ze zullen lijden totdat ze de volheid van kennis zullen bereiken, wat hen tot perfectie zal leiden?— Zie, daarom laat Ik je op voorhand weten dat het systeem wat je door je ogen aanschouwt, in de vloed zal vergaan; en zie, Ik zal de ongehoorzame geesten vastzetten in een gevangenis welke Ik voor hen¹ bereid heb en hun steden met hun prachtige ontwerpen en de lijken van hun nageslacht zal Ik verbergen onder de diepten van de dikste modder onder de enorme oppervlaktelaag die de grond onder hun voeten² bedekt.

(1) Judas 1:6 | (2) Job 22:15-16

 

 

 

 

51. Want Ik breng een nieuwe menselijke samenleving op aarde, welke weer vanaf het begin moet beginnen en wat jou en je stad Zion betreft: die zal opgenomen worden voor de tijd van rampspoed komt, welke Ik over de bewoonde wereld zal brengen en Ik zal de oude fundamenten van de Zonen van God verbergen met de komst van de vloed, met uitzondering van de stenen zuilengalerij die opgericht is in het centrum van de stad Zion en de stenen die Ik bloot zal leggen van de steden van de Wachters welke verspreid zijn rond de aarde; dat de mensenkinderen na de vloed mogen weten dat God van deze plaats Zion heeft weggenomen, zodat de komende generaties van de zonen des mensen zich verwonderen over hoe de ouden de basis op konden richten van zulke complexe stenen bouwwerken en met perfecte precisie, zelfs op de toppen der bergen en dus voor zichzelf kunnen concluderen dat er in vroeger tijden een ras was dat superieur aan hen was, ja rebelse engelen die de menselijke wereld domineerden, want ze lieten toe dat ze als slaaf gemaakt werden en weigerden Degene die hen kon bevrijden, door het niet gehoorzamen aan Mijn geboden.

 

 

 

 

52. En nu, met het doel dat de mensen van het verbond niet langer misleidt zullen worden, wanneer in de laatste dagen ja, voordat jij, Henoch, terug zult keren met je stad naar dit land, de Wachters welke uit de nabijheid van de aarde verdreven zijn, tekenen zullen sturen aan de mensenkinderen met de belofte om een einde te maken aan hun ziekten, hun religies en hun valse profeten en de schriften en hun valse boodschappen en hen een bondgenootschap aanbieden en zo, met de hulp van satan, de heerser van de wereld, zullen ze wederom onder u zullen komen op uitnodiging van de heersers der aarde en ze zullen wederom de mensenkinderen tot slaven maken.

 

 

 

 

53. Behalve in Zion, waar mijn Eniggeborene Zijn uitverkorenen zal toerusten met kracht van boven, om de machten van de vijand te overwinnen en hen te redden die trouw zijn aan Mij. Om deze reden is het dat Ik, de Heer, deze stenen onbedekt laat na de vloed, zodat ze voor henzelf mogen weten dat de aardse mens nooit de capaciteit had om deze oude bouwsels op te richten, maar zijn overheersers.

 

 

 

 

54. En Mijn Eniggeborene smeekte voor Mijn aangezicht; daarom lijdt Hij voor de zonden van de wereld, zolang ze zich bekeren op de dag dat Mijn Gekozene weer tot Mij komt; en tot die dag zullen ze in een voorwaardelijk proces van constante tegenstelling in alle dingen zijn. Hierom huil Ik, God, voortdurend om de mensenkinderen en de hemelen huilen eveneens, ja, en al het werk van Mijn hand kreunt om verlossing, vanwege de zonde van Adam want hij heeft de vloek over deze aarde en haar vruchten met zich meegebracht.’

 

 

 

 

55. En het geschiedde dat de Heer met Henoch sprak en hem alle handelingen van de mensenkinderen vertelde; daarom wist en begreep Henoch van de ongerechtigheden en de angst welke over hen kwamen vanwege de geest van het kwade en hij huilde; en strekte zijn armen uit en vergrootte zijn hart met de eeuwigheid en zijn binnenste werd bewogen, en de hele eeuwigheid beefde. En Henoch zag ook Noach en zijn familie, dat het nageslacht van alle zonen van Noach gered zouden worden door een fysieke verlossing. Daarom zag Henoch dat Noach de ark bouwde en dat de Heer het toelachte en het in Zijn eigen hand hield; maar over de rest van de goddelozen kwamen de vloeden en slokten hen op. Henoch huilde daarom voor zijn broederen en zei tot de hemelen: ’Ik wil niet vertroost worden.’ Maar de Heer zei tot Henoch: ’Weest gezegend en verheugd; want zie, vanaf Noach zullen alle families van de aarde Mijn zaad verwachten¹.

(1) LDS Mosiah 15: 9-12 | RLDS Mosiah 8: 36-45

 

 

 

 

56. En zie, Henoch zag de dag van de komst van de Zoon des Mensen in het vlees en zijn ziel verheugde zich, zeggende: ’Gerechtigheid is verheven en het Lam is geslacht sedert de grondlegging van de wereld; en door geloof zal ik in de boezem van mijn Vader verblijven en zie, Zion zal met mij zijn.’ Henoch aanschouwde toen naar de Aarde en hij hoorde een stem, sprekende vanuit haar binnenste, zeggende: ‘Wee, wee mij, de moeder der mensen; zie, ik ben ontzet, zie, ik ben vermoeid wegens de goddeloosheid van mijn kinderen, en zie, hun daden vernietigen de aarde. Wanneer zal ik rusten en gezuiverd worden van al het vuil? Wanneer zal mijn Schepper mij heiligen, opdat ik kan rusten en gerechtigheid op mijn oppervlak kan verblijven?’

 

 

 

 

57. Dit was de klaagzang van de aarde, waardoor Henoch hartgrondig huilde, maar de Heer maakte een verbond met Henoch, en zwoer dat dit visioen was verweven met de mens in de volheid der tijden en de Heer beloofde Henoch dat Hij degenen die de aarde vernietigen uit zal schakelen en met een eed aangaande al Zijn oordelen welke overstromingen zal stoppen na de Vloed en dat Hij de zonen van Noach zal bezoeken en vaardigde een onvoorwaardelijk besluit uit, dat een overblijfsel van zijn zaad altijd onder de natiën gevonden zal worden. Zolang als de aarde bestaat. En de Heer zeide: ‘Gezegend is degene van wiens afstammeling het gekozen zaad zal komen en hij zal Koning zijn over Zion en zal over alle natiën van de aarde heersen.’

 

 

 

 

58. En het geschiedde dat Henoch de Heer aanriep, zeggende: ‘Wanneer zal Uw zaad in het vlees komen, wanneer zal de aarde rusten?’— En de Heer zei tot Henoch: ‘Zie’, en hij keek en zag het teken van de Zoon des Mensen opgericht onder de mensen der aarde; en hoorde een luide stem zeggende: ‘De hemelen waren bedekt en al het werk van God weende; en de aarde kreunde vanwege haar pijnen¹, en alle geesten die in de geestelijke gevangenissen² waren, werden bezocht en ontvingen het evangelie³, want de Heer nam bezit van de sleutel van de geestelijke gevangenis en de afgrond⁴ en opende de deur voor de geesten om binnen te komen en licht en waarheid te brengen aan deze gevangenen en voor anderen om bevrijd te zijn van de ketenen der hel en velen gingen voor, sommigen om geoordeeld te worden voor het eeuwige leven⁵ en zichzelf aan de rechterhand Gods plaatsende; en anderen werden in de ketenen der duisternis gehouden tot het oordeel van de grote dag. Maar zie, Henoch zei: ‘Gezegend is hij door wiens nageslacht het ‘gekozen zaad’ zal komen en de Heer antwoordde en zeide: ‘Ik ben de Beloofde afstammeling, het zaad wat gekozen is vanaf de grondlegging der wereld, de Messias, de koning van Zion, de rots der Hemelen en wie ook door deze deur binnen zal gaan, zal nooit vallen⁶.

(1) Romeinen 8:20-22 | (2) Mozes 7:57; L&V 76:73- 75; 88:99 | (3) 1 Petrus 3:18-19; 4:6 |(4) Openbaring 1:18; 9:11; 20:1; Lukas 16:31 - Geïnspireerde versie van JS|(5) Johannes 5:25-29 - Geïnspireerde versie door JS |(6) Mozes 7:53

 

 

 

 

59. En Henoch zag de beloofde afstammeling, de Messias, opvaren naar de hemel, en hij riep de Heer aan, zeggende: ‘Zult U niet naar de aarde terugkeren? — Want u bent God en ik ken u; en beval mij om te vragen in de naam van Uw Eniggeborene en niet door mijzelf maar door Uw eigen genade en ik zou van U ontvangen waar ik om vroeg; daarom, ik vraag U of U niet zult wederkeren op de aarde.’ En de Heer zeide tot Henoch: ‘Ja, Ik, de Heer zal komen in de laatste dagen, in de dagen van de ongerechtigheid van de mensen en van de wraak van God, om de eed te vervullen welke Ik aan u gaf aangaande de zonen van Noach; en de dag zal komen dat de aarde zal rusten, maar vóór die dag zullen de hemelen verduisterd zijn, en een sluier van duisternis zal de aarde bedekken en er zullen grote kwellingen zijn onder de mensenkinderen; maar Mijn volk zal Ik bewaren; en gerechtigheid zal Ik uit de hemel zenden door Mijn dienaar; en van de aarde zal Ik een verslag van deze dingen wegnemen, wat Ik aan mensen zal onthullen door Mijn dienstknecht, een ziener, gekozen bij de aanvang van de volheid der tijden en wat voor een tweede keer onthuld zal worden in het laatste gedeelte van de volheid der tijden ja, een andere ziener, wie deze verzegelde woorden zal onthullen met het doel om getuigenis te geven van de Eniggeborene van de Vader; van Zijn opstanding van de dood; en ook van de opstanding van alle mensen en de komst van de Eniggeboren van de Vader onder Zijn uitverkorenen in de laatste dagen.

 

 

 

 

60. Het zal komen nadat gerechtigheid en waarheid de aarde zullen overspoelen, vóór de grote en beangstigende dag van de Heer, wanneer Ik uiteindelijk neder zal dalen onder Mijn volk in de laatste dagen, net zoals Ik onder jullie nederdaalde in een tempel die opgericht was voor Mijn Naam, in een land waar ik Mijn uitverkorenen zal vergaderen, in een plaats die ik voor de tijd zal bereiden, een heilige stad, zodat Mijn volk hun lendenen zullen omgorden en verlangen naar de tijd van Mijn komst, want daar zal Mijn tabernakel zijn en het zal Zion heten, een nieuw Jeruzalem.’

 

 

 

 

61. En de Heer zei tot Henoch: ‘Dan zul jij komen met je hele stad en je zult hen vinden, want jouw Zion zal nederdalen uit de hemel in deze plaats en de 144.000 hogepriesters zullen zich bij je voegen, welke Ik, de Heer, heb geordend volgens Mijn heilige orde, nog vóór de grondlegging van de wereld— Priesters welke God heeft geordend volgens de orde van Zijn Zoon en hen aangewezen heeft om geboren te worden op aarde met het doel om het verbondsvolk te onderwijzen om de beloofde Afstammeling te verwachten. Dit zijn degenen die geroepen en geordend zijn tot het hogere priesterschap vanaf de grondlegging der wereld, volgens de wil van God, vanwege het geloof dat ze hebben uitgeoefend vanaf het begin in het plan van verlossing, toen alle geesten in dezelfde positie waren in de geestelijke wereld voordat ze naar de wereld kwamen, echter, zij werden afgescheiden door onvoorwaardelijk geloof te oefenen in het plan van de verzoening, voorgesteld door de Eniggeboren Zoon van de Vader. Op die manier zijn ze, vanaf de dagen van Adam tot het einde aller tijden, geboren als hogepriesters van de heilige orde van de Zoon van God in de mensenwereld en door engelen geordend tot dit ambt, door welke ze andere mannen kunnen benoemen tot het priesterschap in de heilige orde van de Eniggeboren Zoon van de Vader, om de geboden te onderwijzen en te beheren die God aan de mensenkinderen gaf.

(1) RLDS - Vragen en antwoorden over het boek Openbaring/ LDS L&V 77:11 | (2) RLDS Alma 9:69/ LDS Alma 13:6

 

 

 

 

62. Daarom zijn zij die geboren zijn als hogepriester onder de mensen op aarde, zieners die gekozen en geordend zijn door God in de Geestenwereld¹ en gezonden werden wanneer het evangelie en de leer ervan verandert en het nodig is om de geboden van God en Zijn kerk wederom te herstellen onder de letterlijke afstammelingen van de belofte, om zo de sleutels van Zijn presidium te herstellen naar hun juiste plaats in Gods plan, in overeenkomst met de eeuwige koers².

(1) RLDS Alma 9:62-63 / LDS Alma 13:1 | (2) RLDS L&Vhr 2:1a-2a / LDS L&V 3:1-3

 

 

 

 

63. En dit is het bevel dat zelfs al voor de grondlegging der wereld gesticht is— Elke keer dat er een afval plaats vindt in het evangelie en de sleutels van het koninkrijk verspreid worden en verloren gaan, zie, dan roept God een ziener. En niemand kan een ziener zijn tenzij hij geordend is door God via engelen en de grootste van allen¹ wordt, want er kan geen grotere geroepen worden onder de mensenkinderen² want de sleutels zijn wederom teruggebracht op aarde met het doel om herverdeeld te worden onder hen die door Zijn handen geordend zullen worden tot het ambt van hogepriesters, om zo te helpen met de zaken aangaande de bediening van de kerk van God en de overeenkomende sleutels te verdelen onder allen die het ambt van overzicht houden tussen het verbondsvolk in hun respectievelijke functies en die ook geroepen zullen worden, zodat alle dingen aangaande het koninkrijk Gods gebeuren zoals het georganiseerd is.

(1) RLDS L&V 50:6c / LDS L&V 50:26 | (2) RLDS Mosiah 5:73-74, 76-77 / LDS Mosiah 8:13, 15-16

 

 

 

 

64. En het zal geschiedden in de laatste dagen dat het gekozen zaad op jou, Mijn zoon Henoch, zal wachten in het nieuw Jeruzalem en met Hem de 144.000 hogepriesters van de heilige orde van de Zoon van God en de mensen zullen hen in hun midden ontvangen en omarmen. En Ik zal onder de mensenkinderen wonen, de medeburgers in Zion en voor de tijd van duizend jaren zal de aarde rusten onder het bewind van Mijn koninkrijk¹.’

(1) Openbaring 14:1; RLDS L&V 28:2g/ LDS L&V 29:11

 

 

 

 

65. En het geschiedde dat Henoch de dag van de komst van de Zoon de mensen in de laatste dagen zag, om in rechtvaardigheid op aarde te wonen voor de tijd van duizend jaren¹; maar voor die dag zag hij grote beproevingen onder de goddelozen; en hij zag dat de zee schudde en de harten van de mensen waren zwak en wachtten met angst op de oordelen van de Almachtige God, welke over alle goddelozen zullen komen. En de Heer liet Henoch alle dingen zien, zelfs tot het einde der aarde; en hij zag de dag van de rechtvaardigen, het uur van zijn verlossing; en hij ontving een volheid van vreugde.

(1) LDS L&V 29:11

 

 

 

 

66. Alle dagen van Zion in de dagen van Henoch, waren 365 jaren. Henoch en al zijn mensen wandelden met God en Hij verbleef in het midden van Zion, zoals Hij beloofd had om onder Zijn volk te verblijven in de volheid der tijd, voor duizend jaren. Maar zie, in de laatste dagen, net als in de dagen van Henoch, dat het bouwen van een geestelijke tempel plaatst zou moeten vinden voordat de fysieke tempel opgericht wordt onder de mensen van Zion, waarin de woorden van dit boek de mensen zullen helpen om hun harten te besnijden die verhard zijn door de tradities en voorschriften van mensen en hun heiligheid te verfijnen en het te vormen naar de ware kennis van Mijn evangelie zodat het als een levende steen past in de geestelijke structuur van de tempel van God en nadat dit van generatie op generatie is overgedragen, als er geen armen meer onder hen zijn en ze één van hart zullen zijn, dan zal er een fysieke tempel opgericht worden waarin Ik, de Heer, neder zal dalen onder Mijn volk in de laatste dagen, net zoals het was als in de dagen van Henoch.

 

 

 

 

67. En zie, het Zion van Henoch bestond niet langer, want God had het in Zijn eigen boezem ontvangen en vanaf die tijd begon men onder de mensen op aarde te zeggen dat Zion was weggenomen, of dat Zion was gevloden.