Het verzegelde Boek

van de Platen van Mormon

Studie van ‘Het verzegelde Boek van Mozes’

Hoofdstuk 17

Het verhaal van Mozes voor de raad van de hemel.

 

 

 

1. En het geschiedde in de derde maand na onze uittocht uit Egypte dat we in Sinaï kwamen op dezelfde dag van de nieuwe maan en nadat de hele gemeente van Israël kamp had opgezet aan de voet van de berg, zie, klom ik op derde dag de berg op om op te stijgen naar de tegenwoordigheid van de Ene God en vanaf de berg zei Jehova tegen mij: ‘Zó zult u zeggen tot het huis van Jakob en tot de kinderen van Israël: uw eigen ogen hebben gezien wat ik de Egyptenaren heb aangedaan. Nu dan, indien gij Mijn stem zult gehoorzamen en mijn verbond bewaart, dan zult u mijn eigen schat zijn onder alle natiën en Ik zal u voor Mij tot een koninkrijk maken. En gij zult daarom een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk.

 

 

 

 

2. Daarom kreeg ik onder de wolk van de Almachtige de nodige instructies om de tabernakel van Israël te organiseren voor de eredienst van de kerk van het Lam, in de woestijn. Toen was het dat de Heer mij wederom opnam, en ik, Mozes, de informatie ontving voor dit boek, wat verzegeld moet blijven totdat God oordeelt dat het verstandig¹ is om deze dingen aan de mensenkinderen te openbaren, wanneer de Heer een Mozes gelijk mij² op zal doen staan, in figuurlijke zin, want hij zal uit het midden van de volken worden weggenomen, uit een land dat niet overeenkomt met het verbond dat God met Zijn volk heeft gesloten in de volheid der tijden, maar diegene die God kiest zal worden gezonden om dit volk in de laatste dagen bekering te verkondigen.

(1) RLDS 2Nephi 2:38; Ether 2:1 / LDS 2Nephi 3:19; Ether 5:1 | (2) RLDS L&V 22:24b/ LDS Mozes 1:41-42

 

 

 

 

3. Tijdens deze gelegenheid had ik het meest verbazingwekkende voorrecht dat een man ooit heeft gehad. Als voorbereiding op wat de Heer me had verteld; Hij leidde de kinderen van Israël naar de voet van de berg op de morgen van de derde dag, donderslagen en bliksemslagen klonken vanaf de top en het geluid van bazuingeschal kondigde de komst van de Almachtige aan.

 

 

 

 

4. Het gehele kamp was gevuld met rook want de Heer daalde neder in een grote strijdwagen van vuur; er was een wolk rondom de strijdwagen en lichtstralen doorboorden de mist in het zicht van de hele natie van Israël want het was mogelijk om door de mist heen te zien en God te zien, zittende op Zijn troon, onder een gepolijste mantel van fijn barnsteen die zich over Hem uitspreidde.— Maar zie, toen de kinderen van Israël zo dichtbij kwamen, beval God mij om naar hen terug te gaan en ze te waarschuwen om niet dichtbij iets te komen wat ze niet aan kunnen raken; zelfs de priesters niet; want het volk had nog niet alle dingen toegewijd in de verenigde orde zoals het volk van Henoch gedaan had in vroeger tijden.

 

 

 

 

5. Daarom konden zij het bevel niet verdragen dat zei: ‘Zelfs een dier, als het de heilige berg aanraakt, moet gestenigd worden tot de dood erop volgt. Hoe dan zal Ik, De Heer, hem sparen die Mijn heiligdom ontheiligd?’

 

 

 

 

6. Zie ik, Mozes, ben niet gediend van het gebrek aan eerbied van dit volk in mijn aanwezigheid en hun kwade daden zijn een belediging voor de Heer hun Schepper. Want bovenop de berg heeft Jehova Zijn handen op mij gelegd en bevestigde de sleutels van deze bedeling op mij, waarover ik zal presideren. En Hij droeg mij naar een hele hoge berg, boven de wolken, totdat ik bij de stad van God kwam, het Hemelse Jeruzalem.

 

 

 

 

7. Toen was het dat ik iets te zien kreeg wat zó indrukwekkend was dat ik, Mozes, zei: ‘Ik beef van angst mijn God!’ En de Heer zeide: ‘Wat u ziet is de berg Zion en de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem met duizenden engelen rondom.

 

 

 

 

8. En zie, het is u gegeven om aan de vergadering deel te nemen met de oudste kinderen van God, welke de kerk van de Eerstgeborene van de Vader is; degenen die hun namen reeds in de hemel hebben geschreven. Aan u, Mozes, is het toegestaan om God te zien presideren in een universele vergadering, met het doel om de beloning vast te stellen voor de rechtvaardige geesten die vervolmaakt zijn in de wereld. En u zult de Eniggeboren Zoon van de Vader zien, ja de Bemiddelaar van het nieuwe verbond, door wie u vervolmaakt¹ mag worden.’

(1) Hebreeën 12:21-24

 

 

 

 

9.Tijdens deze gebeurtenis geschiedde het dat ik, Mozes, God zag zoals een mens een ander mens aanschouwt en God sprak tot mij van aangezicht tot aangezicht en de glorie God was op mij; daarom kon ik, Mozes zijn aanwezigheid¹ verdragen alhoewel ik geen moment durfde om mijn ogen op Hem te richten en Zijn aangezicht te zien. Daarom voegde God hieraan toe, zeggende: ‘Zie, u, Mozes, hebt de priesterschapsmacht van Mijn Zoon en in overeenstemming met de verordeningen kunt u rechtstreeks met uw ogen naar Mijn gezicht aanschouwen; want geen mens kan mijn aangezicht aanschouwen zonder Mijn priesterschap en leven.

(1) 1 Timotheüs 6:16; L&V 67:11: Mozes 1:11

 

 

 

 

10. Toen u hier kwam, heb Ik u gezegd om de plaats in te nemen die Ik u had bereid op de heilige berg van ontmoeting en beval u daar te verblijven terwijl Mijn Glorie passeerde door de rots van Mijn troon. En zie, ik legde Mijn hand op de kloof van de rots die u van Mij scheidde en bedekte uw ogen om Mijn aangezicht niet te zien en toen Ik Mijn hand wegnam en u een glimp van Mij opving toen u over uw schouder keek, gaf Ik u de sleutels van de bediening van Mijn priesterschap; want Mijn gezicht kan niet gezien worden bij gebrek aan dit zegel wat ik op u aangebracht heb.

 

 

 

 

11. Want zie, het Priesterschap stelt een mens in staat om God te zien, zolang deze man een sleutel heeft ontvangen die overeenkomt met dit voorrecht en een hogepriester is van de heilige orde van de Eniggeboren Zoon, welke alle sleutels overeenkomstig Zijn bediening in bezit heeft, die voor de grondlegging der wereld geordend is.

 

 

 

 

12. Maar deze bediening, Mijn zoon Mozes, welke Ik u in deze tijd bekend maak, betreft de 144000 hogepriesters die door Mij zijn gezalfd op de berg Zion, in het hemelse Jeruzalem, zelfs voor de grondlegging der wereld; gekozen uit alle naties van de aarde, uit alle tijden die door Mij zijn vastgesteld, beginnende met deze bedeling, van waaruit Mijn volk Israël verstrooid zal worden over de vier hoeken van de aarde.

 

 

 

 

13. Deze hogepriesters, overblijfselen van de twaalf stammen van Israël, moeten daarom dit geheimenis kennen om onder degenen te verblijven die de gave en roeping bezitten, of onder degenen aan wie Ik, de Heer, toesta om dit geheimenis openbaar te maken door een hogepriester die geboren is in de mensenwereld, in de gelijkenis van de orde van Melchizedek.’

 

 

 

 

14. En God sprak verder tot mij, Mozes, zeggende: ‘Zie, Ik ben de Heer God Almachtig en Oneindig is Mijn naam, want Ik ben zonder begin der dagen of eind der jaren. En is dit niet oneindig?

 

 

 

 

15. En omdat u Mijn zoon bent zie, behaagt het Mij om u het werk van Mijn handen te laten zien; maar niet alle, want Mijn werken hebben geen eind, noch Mijn woorden, want ze houden nooit op. Zie, daarom zal geen mens in staat zal zijn om al Mijn werken te aanschouwen zonder al Mijn glorie te overdenken. En geen mens kan al Mijn glorie overdenken en in het vlees op aarde blijven.’

 

 

 

 

16. En het geschiedde, terwijl de stem nog sprak, dat ik keek en de aarde zag; ja, alles ervan; en er was geen deeltje wat ik niet zag en ik kon het onderscheiden door de Geest van God. En ik heb ook al haar inwoners gezien. En er was geen enkele ziel die ik niet heb gezien en het aantal was groot, ontelbaar als het zand der zee.

 

 

 

 

17. En ik zag vele aardes en elk werd de wereld genoemd. En er waren inwoners op het oppervlak daarvan; toen begreep ik welke de rechtvaardige geesten waren die in de hemel vervolmaakt waren; en ik was in staat om te begrijpen wie de oude geesten waren die deel uitmaakten van de Kerk van de Eerstgeborene en ik kon begrijpen wie de hogepriesters waren die door God voor de grondlegging van de menselijke wereld geordend waren en waarom ze sinds hun geboorte zijn begiftigd met kennis.

 

 

 

 

18. Dezen zijn sindsdien gezalfd met de kennis van alle dingen en hebben niemand nodig om hen te leren over het koninkrijk van God¹; maar omdat ze van kindsbeen af begiftigd zijn met dergelijke goddelijke eigenschappen, voelen ze het verlangen om God te dienen en Zijn kennis te zoeken, want aan dezen zal de weg worden getoond op welke manier ze voor God moeten wandelen.

1. Johannes 2:24-27

 

 

 

 

19. En het geschiedde dat ik God aanriep en zei: ‘Ik smeek U, vertel mij waarom deze dingen zo zijn en op welke manier U ze gedaan hebt?’— En de Here God zei tot mij: “Mozes, Ik heb al deze dingen voor Mijn eigen doel gedaan. Hierin is wijsheid en het verblijft in Mij; het gaat ook door in u en via u en door degene die Ik zal roepen want Ik roep niemand tenzij ze gekozen zijn. Want zelfs Mijn Eniggeborene was niet door Mij gekozen, maar deze, die vanaf het begin met Mij was, handelend als een meester van de werken van de gehele schepping, koos zichzelf uit, zeggende: ‘Vader hier ben Ik: zend mij.’

 

 

 

 

20. En door het woord van Mijn macht heb Ik alle dingen gemaakt; het woord dat afkomstig is van Mij, de Grote Jehova en Rechter van de gehele aarde¹, wat sinds de dagen van Adam wordt uitgesproken als ‘God Almachtig’, wiens naam vleesgeworden is door de uitverkiezing van de Eniggeboren Zoon, Jehova die de voorspraak bij de Vader² is, wiens naam vanaf de oudheid der tijden wordt uitgesproken wordt als – ‘Machtig God’, welke vol is van genade en waarheid.

(1) Moroni 10:34 (2) L&V 110: 3-4

 

 

 

 

21. En Ik heb talloze werelden geschapen en Ik schiep ze voor Mijn eigen doel en Ik schiep ze door de Zoon, welke Mijn Eniggeborene is en Ik noemde Adam de eerste van alle mensen, wat ‘velen’ betekent. Ik vertel u echter alleen over deze aarde en haar inwoners. Want zie, er zijn vele werelden die door de kracht van Mijn woord voorbijgegaan zijn, net zoals de mensenwereld nu ook voorbijgaat. Maar wie Mijn wil doet, zal voor altijd blijven bestaan. En er zijn velen die nu bestaan en ontelbaar zijn voor de mens om te begrijpen; maar alle dingen zijn begrijpelijk voor Mij, omdat ze van Mij zijn en Ik ken ze tot in detail.’

 

 

 

 

22. En het geschiedde dat ik, Mozes, tot de Heer sprak, zeggende: ‘Wees uw dienstknecht genadig, O God, en vertel mij aangaande deze aarde en haar inwoners en de hemel; en dan zal uw dienstknecht tevreden zijn.’ En zie, de Here God sprak tot mij, zeggende: ‘De hemelen zijn talrijk en ze zijn ontelbaar voor een mens om in hun volheid te begrijpen; net zoals een aarde voorbij zal gaan en haar hemel op zal lossen, een ander in haar plaats zal komen; en er is geen einde aan Mijn werken en woorden.

 

 

 

 

23. Maar zie, dit is Mijn werk en Mijn glorie: om de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen. En nu, Mozes, Mijn zoon, schrijf deze dingen op die Ik u zal vertellen, want in de dagen dat de mensenkinderen Mijn woorden zullen verwerpen en vele woorden weg zullen nemen uit het boek wat u zult schrijven, zie, dan zal ik iemand op laten staan gelijk u; en ze zullen wederom binnen handbereik zijn voor de mensenkinderen, door de dingen die u nu vastlegt in een verslag—zodat Mijn woorden allen mogen vinden die geloven in Mijn eeuwigdurend evangelie dat door deze kennis, welke geopenbaard zal worden door die man die Ik op zal laten staan in de laatste dagen en net als u, diegenen zal vergaderen welke aan Mij toebehoren, want ze zijn Mijn uitverkorenen die Mijn werk ondersteunen en het erfdeel van Mijn volk zullen herstellen in het laatste gedeelte van de volheid der tijden.’

 

 

 

 

24. Aldus, in het aangezicht van donder en bliksem en het geluid van bazuinen vanuit de hemel, bracht Jehova de Almachtige mij Zijn wet met een groots vertoon van macht, zodat niet alleen het volk van Israël zou weten dat Hij de enige ware en levende God is van de mensenkinderen, maar dat Zijn volk in alle bedelingen mag weten dat er naast Hem geen God is en dat Hij volledig vertrouwen heeft in alle generaties van het volk van Israël om dit verslag verzegeld te houden, zodat Zijn uitverkorenen in de laatste dagen door wie het wezen van het priesterschap, wat de gaven van God zijn gehuld in de gevoelens van de mensenkinderen, zich manifesteren onder de mensen van Zijn kerk in het laatste gedeelte van de volheid der tijden.

 

 

 

 

25. Zie, ik ben Mormon, de zoon van Mormon, een afstammeling van Nephi en dit zijn de woorden welke ik samen heb gevat uit de woorden van de grote Mozes, welke God mij beval om te schrijven volgens de manier van mijn spreken; welke zijn geschreven en bewaard met een wijs doel dat in de laatste dagen door God is voorbestemd.

 

 

 

 

26. Zie, dit is alles wat God mij beval om uit het verslag van Mozes te halen met het doel om het samen te vatten op de platen die ik aan het overschrijven ben, waarop ik een volledig verslag maak van de dingen die door God vereist zijn om in twee delen te verzegelen, deze woorden van Mozes: welke onthuld zullen worden in het eerste deel als voorbereiding op een grotere kennis die zich ontvouwd met de opening van de andere boeken waaruit deze set bestaat achter de eerste zegels, welke geopend dienen te worden ter voorbereiding van een volk op de komst van Christus naar Zijn tempel; met het doel om dit volk voor te bereiden wanneer hij over Zion komt in de laatste dagen.

 

 

 

 

27. En in tegenstelling tot de dagen van Mozes, toen Hij nederdaalde op de top van de berg Sinaï, wiens volk niet waardig was om de berg aan te raken waar de Heer naast zijn dienstknecht Mozes op stond, zal Zijn zoon Jezus Christus uiteindelijk een volk vinden wat Zijn geboden zal onderhouden, volledig rein van de vuilheid van de wereld van Satan en rein van hart; en ze zullen alle dingen gemeenschappelijk hebben, net als in de dagen van Henoch, toen men in een ‘verenigde orde’ leefde. — Amen.

 

 

 

 

28. Ik, Mormon, was onder de indruk door het lezen van deze passage van het verslag van Mozes, waarbij, toen ik zijn woorden las, de Heilige Geest mij niet toestond om een naschrift van de twaalf spionnen samen te stellen om de uitkomst vast te stellen van dit verslag op de platen die ik aan het overschrijven ben.

 

 

 

 

29. Echter, nadat ik had voltooid wat de Heer mij gevraagd had, begon ik de Heer te smeken of het verhaal van de verspieders van Mozes die werden gestuurd, één vanuit elke stam van Israël, als de twaalf apostelen, om de goede berichten van het beloofde land te brengen aan de kinderen van Israël, dat dit ook door mij, Mormon, beschreven mochten worden op deze platen.

 

 

 

 

30. Het volgt nu daarom, zoals het in detail verschijnt in het verslag van Mozes. Enkel en alleen het begrijpen van dit gedeelte is genoeg voor iedereen om de kracht van de menselijke gevoelens te begrijpen en de mate waarin ze ons verbinden met de gaven die voorkomen uit de naam van God. Amen.