Het Verzegelde Boek

van de Platen van Mormon

Studie van ‘Het verzegelde Boek van Mozes’

Hoofdstuk 16

Het verhaal van Mozes na de bevrijding van de Hebreeën uit de slavernij van Egypte.

 

 

 

1. Toen geschiedde het, bij het oversteken van de zee, onder de wolk van de machtige God, dat de natie van Israël, samen met de Egyptenaren die hun land hadden verlaten om Jehova te dienen, een doopproces onderging in mij, Mozes, door de wolk en de zee en op die wijze ‘kinderen van het verbond’ werden, onder de wetten die de Here God aan mij geven zou met als doel om de kinderen van Israël te leren om hun geboden na te leven als een verenigd volk, wat net de afgoderij had achtergelaten met als doel om de enige en ware God te aanbidden, in de eenheid in de kerk die georganiseerd was op de dag van Pascha, voordat Israël Egypte verliet.

 

 

 

 

2. Ongeacht waar ze waren, zouden allen één zijn in de kennis en onderwerping aan de verbonden die door Jehova gemaakt waren met de natie van Israël, voor ze Egypte verlieten, toen ze allen het Pascha deelden, veertien dagen nadat de eerste nieuwe maan in de hemel verscheen en wat strikt nageleefd zou moeten worden volgens het verbond dat opgericht was voor de bevrijding van het volk Israël, als voorteken dat de Israëlitische natie door het onderhouden van de geboden gegeven door mij, Mozes, zodat de kerk van het Lam van God als een voorbode zou dienen in alle bedelingen.— Sindsdien moet deze ene Pascha dag strikt in acht moet worden genomen, veertien dagen na de eerste nieuwe maan van de eerste maand Abib¹, om voor eeuwig te bewaken onder het verbondsvolk want het vertegenwoordigt de bevrijding van Zijn volk uit de slavernij van Egypte. Het is echter ook de eerste dag dat God Zijn kerk organiseerde vanaf het begin der tijden en alleen op deze dag verlost God het wanneer het nodig is, in elke tijd door Hem voorbestemd vóór grondlegging van de wereld.

(1) Exodus 12:2, 6; 13:4

 

 

 

 

3. Dit zijn de voorwaarden die God vooraf bepaald heeft om Zijn kerk op de juiste manier op aarde te organiseren, net zoals het gebeurde op de dag van het eerste Pascha dat door de Hebreeën in Egypte werd gevierd, op de veertiende dag van de maand Abib.— Echter, op de dag dat God Zijn kerk stichtte in de dagen van Adam, stelde hij een vaste en onveranderlijke dag vast voor de mensenkinderen, ongeacht de positie van de maan in de hemel; waarop Hij in alle tijden begon om Zijn kerk op aarde op een goede manier te organiseren en te structureren en die bij toeval plaatsvond op de veertiende dag van de maankalender onder het volk van Israël in Egypte en maakte dit tot een dag van herdenking om herinnerd te worden van generatie op generatie, maar welke voor God niet zal veranderen als de vaste dag die door Hem en Zijn Eniggeborene vóór de grondlegging der wereld is uitgeroepen.

 

 

 

 

4. Als er door de Heer een kerk is georganiseerd op een andere dag dan deze dag dan zal dit voor u als een teken dienen om te weten dat deze kerk niet voortkomt uit de hand van God en dat Hij nooit op een andere dag haar fundamenten zal leggen buiten de dag die vanaf het begin der tijden voorbestemd was.

 

 

 

 

5. Na verloop van tijd gebeurde het vanwege het klagen van de gemeente van Israël, dat het ongeloof van het volk de Heer mishaagde met het oog op alles wat Hij tot nu toe gedaan had. En om deze reden stond de Heer toe dat onze vijanden oorlog tegen ons voerden, om nogmaals aan het volk Israël te openbaren van waar hun kracht en hulp kwam.

 

 

 

 

6. En het geschiedde in het land Rephidim, dat de Amelekieten hun kamp opzetten om de kinderen van Israël aan te vallen. Met het oog hierop riep ik, Mozes, Jozua en ik beval dat hij een aantal mannen uitkoos voor de strijd tegen de Amelekieten; want ik zei tegen Jozua dat ik op de top van de heuvel zou zijn volgens het bevel dat God aan mij had gegeven, waarin ik de staf van de Allerhoogste vast zou houden in mijn twee handen terwijl ik mijn armen in de lucht hield.

 

 

 

 

7. En zo zei de Heer tot mij: ‘Zo waarlijk als Ik leef, als je je armen uitgestrekt houdt boven je hoofd, zo zal je overwinning morgen zijn op Amalek.’

 

 

 

 

8. En Jozua deed zoals ik hem geboden had, en aldus klommen ik, Mozes, Aaron en Hur naar de top van de heuvel. Maar omdat ik op een oude leeftijd was, kon ik het niet verdragen om voor een lange tijd mijn armen boven mijn hoofd uitgestrekt te houden met de zware staf in mijn handen.

 

 

 

 

9. En zodra ik mijn armen liet zakken om te rusten nam Amalek onmiddellijk de strijd over; maar toen ik de staf ophief, kreeg Israël de overhand op de Amelekieten.

 

 

 

 

10. Hierop onderbraken Aaron en Hur mij, zeggende: ‘Mozes, wij zien dat uw handen te zwaar zijn om uw armen omhoog te houden; laat ons u alstublieft helpen.’ Maar zie, God had niet gezegd dat ik hulp mocht ontvangen en dus berispte ik hen in eerste instantie.

 

 

 

 

11. Maar er kwam een tijd dat ik niet langer mijn handen omhoog kon houden en mijn benen niet langer konden staan; toen kwamen Aaron en Hur om mij te ondersteunen en zij namen een steen en zetten deze onder mij en Aaron en Hur hielden mijn armen omhoog: Aaron aan de rechterzijde en Hur aan de linkerzijde; en op die manier bleven mijn handen stabiel tot zonsondergang. En als resultaat versloeg Jozua Amalek en zijn volk, met de scherpte van het zwaard.

 

 

 

 

12. En het geschiedde toen mijn schoonvader Jetro tot mij, Mozes, kwam en met hem mijn kinderen en mijn vrouw Sippora in de woestijn bij de berg Gods, waar wij gelegerd waren. En zodra ik hem zag ging ik onmiddellijk uit om mijn schoonvader te ontmoeten en boog en kust hem en nadat we elkaar hadden gevraagd naar ons welzijn, gingen we in tot mijn tent waar ik mijn schoonvader vertelde wat Jehova Farao en de Egyptenaren had aangedaan vanwege Israël en alle beproevingen die we onderweg mee hadden gemaakt en hoe de Heer met de hulp van Aaron en Hur ons uit de handen van de Amelekieten had verlost.

 

 

 

 

13. En het geschiedde, ondanks mijn tegenstand om de hulp van Aaron en Hur te accepteren, dat de Heer de volgende dag tot mij zei: ‘Het is niet goed dat je alleen staat in het presidium van de kerk van Mijn Eerstgeborene, want je hebt ondersteuning nodig, net zoals ik je heb laten zien in de strijd om Rephidim, toen Aaron en Hur je hielpen om je handen omhoog te houden.

 

 

 

 

14. Nu, zie, Ik laat je weten Mozes, dat er geen overwinning zou zijn als je niet had toegestaan dat Aaron en Hur je op dat moment ondersteunden. Op dezelfde wijze zeg ik je: Zie, voor jou is de tijd gekomen om mijn kerk te organiseren volgens de oude orde van Henoch, welke heeft bestaan sinds de dagen van Adam, want Mijn evangelie is altijd hetzelfde: eeuwig en onveranderlijk.

 

 

 

 

15. Daarom moet Mijn evangelie alle ambten van het priesterschap in zich bevatten, volgens de oude orde van Henoch, zoals ik bekend zal maken via Reüel, uw schoonvader.’

 

 

 

 

16. En toen Jetro deze woorden van mij hoorde, zie, verheugde hij zich over al het goede dat de Heer aan Israël had gedaan en zei: ‘Gezegend is de Heer die u uit de handen van Egypte bevrijd heeft en uit de handen van Farao; en zie nu weet ik dat de Heer groter is dan alle goden want in dat waarin de Egyptenaren hun goden verheerlijkten, overwon de Heer hen.’

 

 

 

 

17. En de volgende dag geschiedde het dat mijn schoonvader alles zag wat ik voor het volk deed en zei: ‘Zie het is niet goed voor u om op deze manier door te gaan, maar u moet zeker doen wat God u heeft geopenbaard. — Maar luister naar de stem van hem die God u heeft aangesteld om te horen en ik zal u raad geven en God zal met u zijn.

 

 

 

 

18. Wees de leider van Gods volk en onderwijs hen in de regels en de wetten van hun kerk en maak hen de weg bekend waarin ze zouden moeten wandelen en het werk wat ze zouden moeten doen; en Mozes, kies uit uw mensen geschikte mannen, met ontzag voor God: mannen die de waarheid koesteren, die hebzucht haten en wijs ze onder uw handen de ambten aan van ouderling, elk volgens hoe de Geest van God u zal leiden en u zult ze functies geven in het fysieke bestuur van het volk van God door middel van het lagere priesterschap en de posities van het geestelijke bestuur van de gemeente van Israël door het hogere priesterschap.

 

 

 

 

19. En aangezien de mensen zeer talrijk zijn, benoem functionarissen in het priesterschap van Melchizedek, om zorg te dragen voor de geestelijke behoeften van de gemeente, die u hoofdmannen zult noemen; ja, heersers over duizend, heersers over honderd, heersers over vijftig en heersers over tien; dat zij dit volk te allen tijde mogen oordelen; maar laten ze elke serieuze zaak voor u brengen en elke kleine zaak zullen ze oordelen volgens de kennis die ze via u verkrijgen.’

 

 

 

 

20. En het geschiedde dat ik, Mozes, alles deed wat mijn schoonvader gezegd had. En ik begon met hem, toen ik hem ordende in het ambt van Patriarch, want hij had reeds het hogere priesterschap. Na zijn ordening tot het ambt van patriarch riep ik Aaron als mijn directe raadgever want hij stond naast mij in de slag van Amalek, één van mijn armen vasthoudend en kort hierna riep ik als tweede raadgever in het presidium van de kerk van het Lam Hur, om aan mijn linkerhand te blijven. En ze vertegenwoordigden, ieder in zijn roeping, mijn rechterarm en mijn linkerarm in de geestelijke bediening van het verbondsvolk.

 

 

 

 

21. Na verloop van tijd heb ik vele geschikte mannen uitgekozen uit heel Israël en ik stelde hen als hoofden aan onder het volk; heersers over duizend, heersers over honderd, heersers over vijftig en heersers over tien; en ze oordeelden het volk over kleine dingen volgens de wet van God. Maar de grote zaken lieten ze over aan mij, Mozes, om te oordelen.

 

 

 

 

22. Ik benoemde daarna twaalf apostelen, welke ik naar het beloofde land zond om naar het verbondsvolk terug te keren met blijde berichten; ik heb ook zeventig benoemd volgend de oude orde die opgericht is door God vanaf het begin van de wereld, in de gelijkenis van de hemelse orde in overeenstemming met de kerk van de Eerstgeborene. En zo heb ik onder het volk van Israël in mijn dagen de kerk van het Lam van God ingesteld, met alle ambten naar behoren georganiseerd.