Het verzegelde Boek

van de Platen van Mormon

Studie van ‘Het verzegelde Boek van Mozes’

Hoofdstuk 10

God sticht een verbond met Abram en zijn afstammelingen.

 

 

 

1. Het geschiedde dat de Here God de tijd toonde naar Abrams begrip, met de onherroepelijke belofte om de aarde te verkrijgen als een eeuwig erfdeel. En Abram zeide: ‘Here God, hoe wilt U mij dat land als eeuwige erfenis geven als ik spoedig sterf?’

 

 

 

2. En zie, de Heer zeide: ‘Ook al ben je dood, zou de Heer je je erfenis niet geven? — En ook al sterf je, dan zul je nog steeds dit goede land bezitten, want voorwaar Ik zeg je: het uur is gekomen dat de Zoon des Mensen weer op zal staan om eeuwig leven te verkrijgen, maar hoe zou Hij kunnen herleven als hij niet dood was? Moet Hij dan niet eerst opgewekt worden?’

 

 

 

 

3. En het geschiedde dat Abram toekeek en de dagen van de Zoon des Mensen zag en hij verheugde zich toen hij bekend werd met de Opstanding en de aardse bediening van de Eniggeborene van de Vader in het midden des tijds; en zijn ziel vond rust in dat visioen en hij geloofde de Heer; en de Heer vatte dit op als gerechtigheid en rechtvaardigheid.

 

 

 

 

4. En het geschiedde dat Abram op de grond viel en de naam van de Heer in zijn hart aanriep; en God vervolgde om met hem te spreken, zeggende: ‘Mijn volk is afgeweken van Mijn voorschriften en houden zich niet aan Mijn verordeningen welke Ik aan hun vaderen gaf; ze hielden zich niet aan Mijn zalving, noch aan de begrafenis of doop welke Ik hen bevolen heb; maar ze keerden zich af van het gebod en wasten hun kleine kinderen en het bloed van het besprenkelen; en ze beweren dat het bloed van de rechtvaardige Abel was vergoten voor zonden en begrijpen niet dat zij verantwoordelijk zijn voor hun eigen daden voor Mij, de Heer.

 

 

 

 

5. Maar wat jou betreft Abram, zie, Ik zal een verbond met je sluiten en je zult de vader van vele natiën zijn. En dit verbond stel Ik op zodat het onder je kinderen bekend mag zijn, onder alle natiën. En je zult niet langer Abram heten maar je naam zal Abraham zijn; want Ik zal je tot een vader maken over vele natiën en Ik zal je vruchtbaar maken en natiën zullen uit je zaad voortkomen en koningen zullen van jou en je priesterschap¹ afstammen.

(1) RLDS 1Nephi 4:28-29/ LDS 1Nephi 15:18

 

 

 

 

6. Zie, Ik de Heer richt een verbond op van besnijdenis. En het zal een verbond zijn tussen Mij en jou en van het nageslacht na jou, voor alle generaties van de aarde. Kinderen zijn echter pas verantwoordelijk in Mijn ogen als ze acht jaar oud zijn; maar nadat ze in de leeftijd van kennis zijn, zie dan zul je zoeken naar een manier om je kinderen te leren om al mijn verbonden te onderhouden, te beginnen met de doop, welke Ik je bevolen heb waardoor Ik, de Heer, een verbond met je voorouders gemaakt heb, in het priesterschap van Mijn Eniggeborene; en onderhoudt de geboden welke Ik je met Mijn eigen mond gegeven heb. En Ik zal jouw God zijn en over je zaad na jou, voor wie Mijn geboden zullen onderhouden en vertegenwoordigers van Mijn naam zullen zijn onder de mensenkinderen en een zegen voor alle natiën— Amen.