Het Verzegelde Boek

van de Platen van Mormon

Studie van ‘Handelingen van de Drie Nephiten’

Hoofdstuk 7

 

1. Maar zie, Zion, de stad waarvan de fundamenten voortkomen uit de hemel en welke verwacht werd door alle profeten die vóór ons leefden, zal niet komen totdat de woorden van dit boek de profetieën van Jesaja vervullen, wanneer deze zegels geopend zijn en deze woorden geopenbaard worden aan de mensenkinderen en de Here God éénheid zal laten zien door het overblijfsel van Jakob met het zaad van belofte en aan iedereen die door Zijn naam geroepen zal worden in de volheid der tijden.

 

 

 

2. En aldus profeteerde Jesaja over deze dagen en het uitverkoren zaad, door het verbond wat gemaakt is met hun voorouders: ‘Zie, de voorgaande dingen zijn reeds vervuld en zie, nu kondig Ik u nieuwe dingen aan en voordat ze plaats vinden, zal Ik ze aan u openbaren. Ik doe uw nakroost van het oosten komen en vergader u van het westen. Ik zeg tot het noorden: Geef, en tot het zuiden: Houdt niet terug, breng Mijn kinderen van verre en vergader hen in Zion, in het Nieuw Jeruzalem. En zie, uit hen zal Ik een volk voortbrengen wat blind is, ofschoon ze ogen hebben en doof zijn, ook al hebben ze oren en Ik zal hen uitdrijven want ze weigeren om redding te zien van Mij, de Heer, terwijl Ik alle natiën zal vergaderen op één plaats.

 

 

 

3. Wie onder hen kan dit aankondigen en ons de oude dingen openbaren die geschreven zijn in dit boek? — Laten zij hun getuigen voortbrengen om aan te tonen dat hij gelijk heeft; zó dat Mijn volk hen zal horen en zeggen: ‘Het is waarheid¹’. (1) Jesaja 43:5-9

 

 

 

4. Daarom moeten hierin Jesaja’s woorden vervuld worden aangaande hem die met stamelende lippen en in een andere taal tot dit volk¹ zal spreken, net zoals het door Jozef in Egypte geprofeteerd is met betrekking tot hem die de Heer zou roepen om deze woorden op te schrijven, maar dat hij niet in staat zal zijn om dit volk aan te spreken vanwege zijn dialect, maar dat de Heer voor hem een woordvoerder uit de lendenen van Jozef zal roepen om met hem te dienen, volgens de beloften die gedaan zijn aan onze voorouders met betrekking tot het uitverkoren zaad in de laatste dagen². (1) Jesaja 28:11 | (2) RLDS 2Nephi 2: 32-37 / LDS 2Nephi 3:17-18

 

 

 

 

5. In die dagen zal er een verandering plaats vinden onder de volkeren onder wie een zuivere taal zal zijn, want elke man en vrouw zal de naam van de Heer aanroepen in hun hart¹, zodat de liefde het gevoel is wat door beide partijen gedeeld wordt, of het nu tussen twee personen of twee groepen is of zelfs tussen verschillende steden, want waar ook uw volk vergaderd is, daar zullen dezelfde gevoelens onder de broeders en zusters zijn.

(1) Zefanja 3: 9

 

 

 

 

6. Dit project, dat van God afkomstig is, vereist eerst dat de mensen het burgerschap van Zion in hun harten bezitten en dit zal het middel zijn waarmee Gods volk zal bewijzen dat het geschikt en waardig is om in Zion te wonen, met een gebroken hart en een verslagen geest voor de Heer.

 

 

 

7. Ja, tenzij de mensen verenigd zijn in hun gevoelens in hun harten beginnen om de beginselen op te bouwen die Zion regeren, kunnen ze nooit in staat zijn om Zion fysiek op te richten op aarde. Dit zal onmogelijk zijn tenzij de wetten van dit hemelse huis in je binnenste regeren en nadat je jezelf hebt opgebouwd met de Geest, dat wil zeggen, met de zuivere gevoelens die in Zion heersen, dan zal elke man en vrouw van God ditzelfde principe toe moeten passen in hun eigen huis en verder via de samenleving van de Kerk van Christus in het algemeen, totdat alle burgers van Zion harmonieus leven volgens de hoge normen van het Koninkrijk van God op aarde, gelijk het in de hemel gedaan is, zodat Hij komen¹ kan.

(1) RLDS L&V 65: 1c-1f / LDS L&V 65: 5-6

 

 

 

 

8. Zodra dit werkelijkheid wordt zal de geestelijke tempel, waarvan de levende stenen die door dit boek gesneden en passend zijn gemaakt, gegroepeerd en verenigd worden met maar één doel: en de enige manier waarop dit mogelijk zal zijn is met eendracht onder allen om een fysieke tempel te bouwen in het land waar de Heer onder de Zijnen zal zijn, net als in de dagen van Henoch en hoe het ook onder ons, het Nephitische volk, geschiedde.

 

 

 

 

9. Maar dit zullen niet de dagen zijn wanneer de stad van Henoch versierd vanuit de hemel zal komen zoals het hemelse Jeruzalem beloofd is om neder te dalen op aarde waarin de Heer, nadat Hij Zijn volk in Zion vergaderd heeft en in Zijn ringen in de laatste dagen en het hart heeft van Zijn volk heeft voorbereid om in alle dingen gereed te zijn en wanneer deze dingen naast elkaar bestaan in Zijn uitverkorenen zal Hij komen om voor een periode van duizend jaar met zijn volk te wonen.

(1) L&V 29:8-11

 

 

 

 

10. Maar gehoorzaam eerst deze woorden en onderhoudt de geboden van Christus in uw harten en onderwijs elkander, elke buurtgenoot achtend als een bloedverwant, terwijl jullie deze geboden indachtig zijn en onderdanig aan de autoriteit van mensen; want voorwaar, ik zeg u, wanneer de Heer Zijn tempel binnengaat zal Hij nieuwe geboden aan u openbaren. (1) RLDS L&V 38:5a-6a/ LDS L&V 38:21-27

 

 

 

 

11. Maar wat deze kroniek betreft waardoor het volk van de Heer geregeerd zal worden in de laatste dagen totdat Hij naar Zijn tempel komt en een rein volk zal vinden om aan hen grote en nieuwe waarheden¹ te openbaren, zie, zullen wij, de Drie Nephieten, in deze verslagen een blauwdruk achterlaten zodat het verbondsvolk in de laatste dagen een fundament van onze samenleving heeft wanneer dit onder hen onthuld zal worden.

(1) 2 Nephi 30:3; Ether 4:7

 

 

 

 

12. Op hun beurt moet dit volk in toewijding leven zodat er geen armen onder hen zijn, door het verbond van God wat opgericht zal worden onder de mensen, wanneer deze woorden geopenbaard zullen worden en van wie het nooit zal worden toegestaan om de belofte te schenden zodat het een volk is wat verenigd is in één doel met een zuiver hart, wat een voorteken zal zijn van het ware burgerschap van Zion, als Christus in de laatste dagen¹ naar Zijn tempel komt.

(1) RLDS L&V 42: 8b, 10c/ LDS L&V 42: 30, 36