Het Verzegelde Boek
van de Platen van Mormon
Studie van ‘Handelingen van de Drie Nephiten’
Hoofdstuk 5
1. Zodra de twaalf hun bediening begonnen onder het Nephitische volk, gaf Jezus ons ervaringen die niet kunnen worden beschreven en de bewijzen van Zijn liefde bevestigden onze bediening, overal waar we ook maar heen gingen. Als het niet vanwege deze speciale bewijzen van Zijn liefde was, dan was er voor deze drie discipelen geen reden om in deze wereld te willen blijven die zoveel haat en andere gevoelens uitstraalt, afkomstig van Satan; want we zouden elke vorm van vervolging onder de hemel verduren om de zuivere liefde van Christus naar de meest verborgen dorpen ter aarde te brengen.
2. Met de uitzondering van de tijden dat we opgenomen en verplaatst werden naar verre landen, waar de taal zó anders was, dat we vaak de gave van tongen moesten gebruiken om te begrijpen wat er gezegd werd, door wiens gevoel van ijver voor het woord het dringend was om ons begrip te vullen met de Heilige Geest van God om ons te helpen met de verschillende talen waarin we opgedragen werden om te verkondigen; en om het evangelie van bekering te prediken onder de vele natiën, stammen en talen. En het stelde ons nooit teleur en het werd ook niet beïnvloed door de tegenovergestelde gevoelens, afkomstig van de boze.
3. Het was onder deze dwingende voorwaarde, om nooit overweldigd te worden door tegenovergestelde gevoelens van de duivel, welke zo nu en dan woning vinden in het hart van de natuurlijke mens, dat Jezus ons waarschuwde om tot de mensenkinderen te prediken en te onderwijzen met het doel dat degenen die onze boodschap afkomstig van het evangelie van Christus zullen aannemen, de macht zouden hebben om in Zijn naam de krachten van de vijand in zichzelf te overwinnen.
4. Met het oog hierop, nadat veertien jaren voorbij waren gegaan sinds we opgenomen waren en toegerust met dit goede nieuws, was het dat Jezus mij vanuit de hemel heeft opgenomen, afzonderlijk van mijn twee metgezellen en Hij plaatste me voor één van zijn discipelen in Jeruzalem die op het punt stond in debat te gaan met de belangrijkste apostel van Jezus Christus over de besnijdenis van de Heidenen en die ik bediende zodat de gevoelens van de trots van het kwade zijn hart niet in zijn greep nam, zoals Jezus voorzag, want ik liet hem beseffen dat de waarlijke besnijdenis het verheven gevoel van Christus in ons hart is en dat dit vreemde gevoel van onenigheid een engel van Satan was die hem voor lange tijd bewogen had om degene te beledigen die de sleutels van het hogepriesterschap van de kerk in Jeruzalem in bezit had en dit bracht grote pijn aan in zijn hart, alsof het een doorn in zijn vlees was.
5. Want hij pleitte drie keer bij de Heer om dit kwaad uit zijn hart te verwijderen en toen sprak de Heer tot hem, zeggende: ‘Mijn genade is genoeg voor jou, dat wil zeggen, Mijn gevoelens in je hart en Mijn kracht zal worden vervolmaakt in je zwakheid, omdat je jezelf niet zult verhogen voor mensen in het vlees, maar door Mij, de Heer, zul je verhoogd worden volgens de nederigheid die je moet verkrijgen, door de bediening van Mijn dienstknecht, die tot je gezonden¹ is.’
(1) 2 Korintiërs 12: 2-9; RLDS 3 Nephi 13:25-27 / LDS 3 Nephi 28:13-15
6. Toen ik terugkeerde onder de Nephieten, voegde ik me bij de andere elf discipelen die vergaderd waren met de Kerk van Christus uit alle aangrenzende regio’s, die neerzaten om het woord van de twaalf te verkrijgen en samen van het avondmaal te nemen, want we leerden de mensen Zijn woorden, zoals Hij het gezegd had te doen. Mijn vader, Nephi, het hoofd van de twaalf, stond voor hen allen en begon te spreken tot de mensen, zeggende: ‘We hebben lang gewacht op de tekenen die de geboorte van Christus onder onze broeders in Jeruzalem aankondigden, terwijl de ongelovigen probeerden ons geloof te vernietigen door te zeggen dat niets van dit al plaats zou vinden.
7. In latere jaren verloren velen van onze broeders de hoop en zijn van het pad afgedwaald. Maar de beloften waren echt en de profetieën over Christus zijn één voor één voor onze ogen vervuld, totdat onze broeders duidelijk de tijd konden onderscheiden wanneer Jezus onder ons zou komen, wat ons een sterker volk in het geloof maakte; met het doel om te wachten op de volgende gebeurtenis totdat onze ogen de komst van Jezus Christus zagen, toen iedereen Hem uit de lucht zag nederdalen in een lichtstraal.
8. Laten we daarom niet langer onderling ruzie maken maar laten we de geboden van Christus op ons nemen en op zó’n wijze opstaan om verenigd te zijn in alle dingen, zodat we samen iedere hindernis kunnen overwinnen die Satan ons in de weg legt.
9. Hierom wil ik u herinneren aan de dingen die Jezus Christus van ons eist: om ons rein van hart te maken, trouw zoekend om het goede onder onze broeders te bevorderen, zonder afbreuk te doen aan de woorden die de profeten uit het verleden ons hebben nagelaten, zodat we het woord van God kunnen verkrijgen wat onder ons geopenbaard is, zodat we één mogen zijn, net zoals Hij met ons verenigd blijft door Zijn evangelie.
10. Daarom zijn dit de leringen die Christus ons heeft nagelaten, welke bestaan sinds het begin, maar die onder de mensen weggenomen waren want zij konden het niet verdragen, behalve in de dagen van Henoch.
11. Mogen we gewillig zijn om in onze huidige tijd hetzelfde te doen wat de Henochiërs vóór de zondvloed deden en laat God ons hart in alle dingen oordelen.