Het Verzegelde Boek
van de Platen van Mormon
Studie van ‘Handelingen van de Drie Nephiten’
Hoofdstuk 4
1. En het geschiedde, toen we terugkeerden onder degenen die van ons volk zijn, omdat ze trots begonnen te worden, dat we onder hen bedienden tot de dagen van Ammoron, de broeder van Amos, mijn broer, ja, degene die de plaats van mijn vader Nephi innam onder de twaalf discipelen, toen hij het leiderschap van de kerk onder de Nephieten op zich nam.
2. En we verbleven onder hen tot de dagen dat Ammoron de heilige verslagen verborg, 230 jaren na de komst van Christus onder de Nephieten¹. Het geschiedde in dat jaar, dat de Heer ons wederom wegnam uit het midden van Zijn volk² en ons naar een ver land leidde om onder de Joden en de ongelovige bekeerlingen te dienen. Vijf jaren nadat we wederom werden weggenomen van dit volk, verscheen de Heer aan Mormon, toen hij vijftien jaren oud was, met het doel om hem voor te bereiden om deze heilige verslagen van het volk van Nephi te verkrijgen die hem waren toevertrouwd door dezelfde Ammoron waarvan ik eerder sprak.
(1) RLDS 4Nephi 1:5/ LDS 4Nephi 1:4 | (2) RLDS Mormon 1:14-15/ LDS Mormon 1:13-14
3. Na verloop van tijd, terwijl we bedienden onder de Joden en de ongelovige bekeerlingen zowel in Jeruzalem en in alle delen van Azië, werden we weer opgenomen uit die plaats en wederom teruggeplaatst onder het Nephitische volk. Het was toen dat we opnieuw onze broederen bedienden en in de loop van deze dagen begon ik met het schrijven van dit verslag wat ons was opgedragen om te maken en de andere twee discipelen die bij mij waren lieten mij onze handelingen onder het volk van Christus¹ opschrijven. — Dat we uit moesten gaan over het oppervlak der aarde, om alle mensen te dienen; ja onder de Heidenen en ook onder de Joden, door de overtuigende kracht van God die met ons is.
(1) RLDS 3Nephi 13:29-30/ LDS 3 Nephi 28:18
4. Toen wij, de drie discipelen in de loop van deze jaren wederom onder ons volk verbleven, zie, bedienden wij Mormon en zijn zoon Moroni¹ ten behoeve van de verslagen die aan hem zijn toevertrouwd om op platen samen te vatten, deze verslagen welke ik, Jona, één van de drie discipelen van de Heer, was opgedragen om te maken en die de naam “Handelingen van de Drie Nephieten²” draagt en ook een tweede verslag wat mijn vader Nephi schreef op verzoek van de Heer, dat het boek van de “Profetieën van Samuël de Lamaniet³” is; en ook een verslag wat ik eerder noemde, de “Openbaringen van Johannes⁴” geschreven door mij, Jona, met de hulp van de andere twee discipelen, aangaande wat we gezien en gehoord hebben toen we opgenomen waren.
(1) RLDS Mormon 4:12-15 / LDS Mormon 8:10-12 | (2) RLDS 3Nephi 13:29-30 / LDS 3Nephi 28:18 | (3) RLDS 3Nephi 10:34-41 / LDS 3Nephi 23:7-13 | (4) RLDS-Ether 1:113-114; 1Nephi 3:238 -251 / LDS Ether 4:16-17; 1 Nephi 14:18-27
5. Deze verslagen waar ik naar verwijs zijn door mij en mijn vader geschreven op boekrollen van leer, welke ik overhandigde aan Mormon, toen we hem en zijn zoon Moroni¹ bedienden, zodat Mormon ze over zou schrijven op de platen die hij aan het samenstellen was en tenslotte de inhoud ervan samen met de andere verslagen te verzegelen zoals vereist was door de Heer, voor een wijs en toekomstig doel waarvoor we terug zullen keren en samen diegene zullen bedienen die onze verslagen in de volheid der tijden zal lezen. (1) Mormon 8:10-12