Het Verzegelde Boek

van de Platen van Mormon

Studie van ‘Handelingen van de Drie Nephiten’

Hoofdstuk 14

 

1. En terwijl Jezus het boek van Jakob ter hand nam, zei Hij vervolgens: ‘Dit is waarom de geschriften van de oude profeten via verbeelding tot je spreken, zodat bij het zien niemand het opmerkt en geen aandacht besteedt aan de boodschap. Want het is noodzakelijk dat deze eenvoudige waarheid met betrekking tot je gevoelens van generatie op generatie een heilig geheim blijft, zodat het pas in het laatste deel van de volheid der tijden in zijn zuiverheid en volmaaktheid tevoorschijn mag komen, zonder dat ooit vervormd is door de voorschriften van mensen.

 

 

 

2. Daarom zijn je ogen gelukkig want ze zien en je oren, want ze horen dat Mijn woorden worden voorgelezen en ze ontrafelen dit grote geheimenis dat verborgen gebleven is in alle tijden die door Mij en de Vader vooraf bepaald zijn, nog vóór de grondlegging der aarde, om geopenbaard te worden aan Mijn nederige volgelingen wanneer de arbeiders van Mijn wijngaard klaar zijn om het werk te doen in het veld dat verlaten is door de eerste arbeiders, aan hen die de naam van Zijn Eniggeboren Zoon op zich willen nemen en de gave van de Heilige Geest ontvangen, met het doel om de gaven van God te herstellen die voortkomen uit Zijn naam.

 

 

 

 

3. En zo kan men de ware gevoelens van Mijn priesterschap en Mijn genade onder de mensenkinderen herkennen tegenover de gaven van het kwaad welke door Satan vormgegeven zijn om te bedriegen en om de hemelse gaven in de mensenwereld te overmeesteren.

 

 

 

 

4. Luister dan, al wie het verlangen heeft om nog meer van dit grote geheimenis te begrijpen wat op dit moment aan je geopenbaard wordt, waarin Mijn woorden tot je komen in de laatste dagen. Want voorwaar, Ik, Jezus Christus, zal de gelijkenis van de goede olijfboom bekend maken, geprofeteerd aan het huis van Israël, nu dat je in zijn eenvoud deze gelijkenis kunt begrijpen gesproken door Mijn dienstknecht Zenos, met betrekking tot de goede gevoelens van God voor Zijn kinderen hier op aarde.

 

 

 

 

5. Zie, de olijfboom staat symbool voor het volk van God vanaf het begin der tijden, want ze groeit en draagt zelfs vrucht op grond met weinig water en zelfs al wordt ze aan de voet van de stam afgesneden, heeft ze de kracht om zichzelf vanuit haar wortelen te vernieuwen. En hoewel een olijfboom vele dagen ondergedompeld is in het water van een vloed, heeft ze de neiging om te overleven en na het zakken van het water blijft ze vrucht in overvloed voortbrengen, alsof niets haar takken verstikt heeft. Vergeet niet dat het een blad van een olijfboom was die de duif aan het einde van de zondvloed naar Noach bracht.

 

 

 

 

6. En alsof al haar weerstand nog niet genoeg was om te overleven in kritieke en ongunstige situaties, kunnen de geënte takken van een wilde olijfboom op een goede olijfboom geënt worden, en is ze in staat om hen weer in goede olijfbomen te veranderen, zodat ze opnieuw geplant kunnen worden als takken van goede olijfbomen.

 

 

 

 

7. Daarom vergelijken Ik en Mijn vader het huis van Israël en allen die de kerk van het Lam vormen met een goede en lommerrijke olijfboom, welke de Heer van de wijngaard vlak naast de waterstromen gepland heeft met het doel om vruchten voort te brengen volgens het seizoen; en waarvan de bladeren nooit zullen verdorren¹.

(1) Psalm 1:3

 

 

 

 

8. En waar zal Ik deze waterstromen nu mee vergelijken? Met de goede gevoelens die afkomstig zijn van de gaven van God, die samenvloeien met andere gevoelens welke afkomstig zijn van de liefde van God voor het verbondsvolk dat volhardt in het onderhouden van Mijn geboden.

 

 

 

9. Maar zoals het geschreven staat in de droom van Mijn dienstknecht Lehi, waren deze wateren afkomstig van een bron vlak naast de Boom des Levens¹, waar het volk van God moet komen en kan genieten van de vruchten, zolang ze zich stevig vast blijven houden aan de ijzeren roede welke hen, volgens de woorden van Nephi, zal leiden naar levende waterbronnen; dat wil zeggen, naar de levensboom waaruit zijn waterbron ontspringt, wat de symbolen zijn van de liefde van God¹; ja, van dit grote geschenk waarover Ik tot U gesproken heb, van waaruit al de goede gevoelens van Mijn evangelie voortkomen.

(1) 1 Nephi 8:13-14 | (2) 1 Nephi 11:25

 

 

 

 

10. Niettemin, de wortelen van de goede olijfboom welke van het huis van Israël zijn, zijn uitgestrekt onder de hellingen van de rivier waarvan het water al vermengd was met onreinheid, wat symbool staat voor de gevoelens die door Satan gecreëerd worden en die door priesterlijke listen zijn gaven nèt onder de bron van de gaven van God wierp en hij op die manier de lommerrijke olijfboom verontreinigde zodat zijn wortelen verspreid op de hellingen van deze rivier met water verontreinigde wat door Lehi¹ voorzien is en ze begonnen de onzuiverheden van de boze te absorberen en zijn vruchten, wat de gevoelens van de mensen zijn die deel uitmaken van het huis van Israël, want ze waren afgeleid door andere dingen waardoor niet opmerkten dat het zaad in hun hart het vuile water opnam, wat de diepten van de hel² zijn. En zo ontwikkelde de goede olijfboom zich en groeide in haar veld, dat wil zeggen: onder de volkeren der wereld.

(1) 1 Nephi 15:26-27| (2) 1 Nephi 12:16

 

 

 

 

11. De oorspronkelijke olijfboom was aldus verouderd in haar gewoonten en tradities en ook al waren de stromen met vies water vermengd met het schone water, dat wil zeggen allerlei soorten gevoelens afkomstig van beide zijden, haar wortels werden op zo’n manier gevoed dat het vuil in de vruchten verscheen en ook in de stam, net boven de aarde, wat het menselijke hart symboliseert, en daardoor is het sap van haar essentie verloren gegaan vanwege de voorschriften van de vijand, zoals een plaag die je innerlijke besmet.

 

 

 

 

12. Maar zie, de Heer van de wijngaard zag dat Zijn olijfboom begon te verdorren en daarom snoeide Hij al haar wilde takken, ja de mensen die het volk Israël hebben aangetast met hun gevoelens die besmet waren met het vuil van Satan en zijn gejammer, welke de hele natie van het volk Israël in de dagen van Mozes besmette.

 

 

 

 

13. Toen ze in de wildernis van hun ellende waren nam God uit het midden van Zijn volk de wilde takken en snoeide Zijn goede olijfboom en groef eromheen en het water dat afkomstig was van de heldere bron daalde wederom af naar haar wortels, om haar vruchten zuiver en begeerlijk voor Hemzelf te maken en Hij begon voor haar te zorgen, met de hoop om nieuwe en tere takken te laten ontkiemen zodat ze goede vruchten zouden dragen in het volgende seizoen, dat wil zeggen, nieuwe mensen in de volgende generatie, en het was volgens Zijn woorden¹. (1) Jacob 5:1-4

 

 

 

 

14. En nadat er veel tijd voorbij was gegaan begonnen er kleine en nieuwe takken te ontkiemen, wat de kleine profeten zijn die opkwamen onder de natie van Israël en zij die naar hun woorden en de wet van Mozes luisterden.

 

 

 

 

15. Maar zie, hun gevoelens waren nog teer, terwijl de kruin van de olijfboom, die de leiders van de natiën in het geheel symboliseert, stervende was, in de zin dat geen enkele priester zuiver genoeg was voor de Heer van de wijngaard, zodat het hoogste deel van de goede olijfboom wegkwijnde. Toen zei de eigenaar van de wijngaard tot zijn dienstknecht dat het pijnlijk is om aan deze toegewijde generatie van nieuwe takken te denken, welke nog steeds teer zijn, terwijl de kruin van Mijn olijfboom vergaat en het zal van zichzelf niet de kracht hebben om Mijn vruchten van de goede olijfboom te bewaren waar Ik al die dagen veel zorg voor heb gedragen.

(1) RLDS Jacob 3:34/ LDS Jacob 5:6

 

 

 

 

16. Toen geschiedde het dat de Babyloniërs kwamen als takken van een wilde olijfboom, om geënt te worden onder de natie van Israël, want de grootste takken die begonnen waren te verdorren, waren vernietigd in het vuur toen de koning van Babylon vele van de nieuwe en tere takken gevangen nam om hen te enten, volgens de woorden van de Heer van de wijngaard: ‘En Ik zal hen enten waar Ik maar wil’; want ook al zal de natie van Babylon vergaan, zoals is geprofeteerd, de eigenaar van de wijngaard zou zijn vruchten bewaren voor de vermenging van rassen, wat plaats zal vinden tussen de Joden en de Heidenen. Daarom werden ze gevangenen van deze natie om het doel van de heer van de wijngaard te vervullen, om van de naties van de aarde een aantal nieuwe en tere takken te nemen en hen waar ook te enten waar ik het geschikt acht.

(1) Jakob 5:7-10

 

 

 

 

17. En het geschiedde in de dagen van die koningen dat Daniël, de dienaar van de Heer, meester van de magiërs-astrologen¹ van het oosten werd en kwam om de prinsen en nobele bondgenoten en vazallen te onderwijzen, onder wie er vele Joden waren die hun kennis doorgaven aan de kinderen en van generatie op generatie hun kennis over astrologie verspreidden, zelfs in de vele synagogen die werden opgericht in het land van het Oosten, toen de Heer van de wijngaard ging om de natuurlijke takken van de olijfboom te verstoppen in het meest lage gedeelte van de wijngaard, sommigen in het ene gedeelte, andere in een ander gedeelte en hij verspreidde deze leringen van de wijsheid van de profeet Daniël, naar zijn wil en welbehagen².

(1) Daniël 1:20; 4:9 | (2) RLDS Jacob 3:48 / LDS Jacob 5:14

 

 

 

 

18. En het geschiedde dat er een lange tijd voorbijging en de Heer van de wijngaard zei tegen zijn dienstknecht: Kom, laat ons naar de wijngaard gaan om eraan te werken. En het geschiedde dat de Heer van de wijngaard en ook de dienstknecht afdaalden om te werken¹. En het geschiedde dat de woorden van Jesaja, zowel in het Oosten geciteerd en onderzocht, vervuld werden door de leringen die verkondigd werden door Beltesassar in de School van Wijsheid van Babylon, waar ze de schriften bestudeerden van alle volkeren in verband met de ‘toekomstige afstammeling’ en zelfs in de gerespecteerde synagogen van de geleerde rabbijnen van het Hebreeuwse volk in, in de verre landen van Israël.

(1) RLDS Jacob 3:49-51/ LDS Jacob 5:15-16

 

 

 

 

19. Welke geënt waren op de wilde olijfboom en daarom leerden ze hoe ze de hemel in kaart moesten brengen zodat ze de ster konden onderscheiden die niet thuishoort in de sterrenhemel welke voorspeld was door de profeet want zijn verschijning in de nachtelijke hemel zou een voorbode zijn van de ‘beloofde afstammeling’ onder de mensen op aarde.

 

 

 

 

20. Deze dan waren de natuurlijke takken van de goede olijfboom in een vreemd land en alzo deden die takken van de olijfboom die gebracht en geënt werden op de goede olijfboom; allen hebben op hun tijd vrucht gedragen en zijn met elkaar vermengd.

 

 

 

 

21. En na een lange tijd werd een kind geboren in het land van Jeruzalem, zoals geprofeteerd door de profeten van vanouds, in de stad Bethlehem¹ en de mensen die in duisternis wandelden zagen een groot licht en zij die in het land van de schaduwen des doods wonen, ja in het land van het Oosten scheen het ochtendlicht over hen, wat de komst verkondigde van Hem die Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst genoemd zal worden.

(1) Micha 5:2 | (2) Jesaja 9:6

 

 

 

 

22. En geleid door dit licht gingen de astrologen van de Oriënt op weg naar het land van Israël, waar de troon van David gevestigd is zoals geprofeteerd, op zoek naar het land van Naftali, op weg naar de Jordaan, Galilea van de naties¹. (1) Jesaja 9:1-2, 6-7

 

 

 

23. Toen de vruchten van de takken voortkwamen uit de wilde olijfboom waren allen opmerkzaam voor de tekenen van elk seizoen, waarvan de takken verstrooid waren over het gehele Oostelijke gebied en de Heer van de wijngaard zag dat het de goede takken waren en de vruchten, wat de gevoelens zijn van de Joden die geboren zijn in het Oosten en die onderwezen waren in de synagogen van die regio volgens de leringen van de profeten, welke vergelijkbaar waren met de vruchten van de Joden in het land van Israël, welke de natuurlijke gevoelens¹ zijn.

(1) RLDS Jacob 3:52-53 /LDS Jacob 5:17

 

 

 

 

24. Om deze reden waren ze makkelijk te vermengen met hun broeders in het land van hun voorvaderen, want ze absorbeerden het vocht van de wortelen zodat ze veel kracht produceerden; en vanwege deze grote kracht van de wortelen brachten de geënte takken goede vruchten voort, zodat ze weer geënt konden worden op de goede olijfboom, dat wil zeggen, zodat ze zich konden mengen zonder zich bewust te zijn van het verschil tussen de één en de ander¹.

(1) RLDS Jacob 3:54-57/ LDS Jacob 5:18

 

 

 

 

25. En het geschiedde dat de dienstknecht tot zijn meester zei: ‘Hoe bent u erbij gekomen om deze boom hier te planten, of deze tak van de boom? Want zie, het Oosten was het laagstgelegen en meest schrale deel van al het land van uw wijngaard. En de Heer van de wijngaard zeide tot hem: Geef mij geen raad, ik wist dat het een schraal stuk land was; welnu, ik heb je gezegd dat ik deze boom al die tijd verzorgd heb en je ziet dat het vele vruchten heeft voortgebracht; vergader hen daarom en bewaar ze voor het juiste seizoen, om ze tot Mij¹ te brengen.

(1) RLDS Jacob 3:63-66/ LDS Jacob 5:21-23

 

 

 

 

26. En het geschiedde dat de Heer van de wijngaard tot zijn dienstknecht zeide: ‘Kijk eens hier, zie, ik heb ook en andere tak geplant, ja een tweede tak in de boom van dit schrale land in het oosten; en je weet dat dit stuk land nog schraler was dan de eerste. Zie echter de boom. Zie, ik heb haar deze lange tijd verzorgd en ze heeft vele vruchten voortgebracht; vergader deze ook en leg ze weg voor een volgend seizoen, opdat ik ze voor mijzelf kan behouden.

 

 

 

 

27. En het geschiedde dat de Heer van de wijngaard andermaal tot zijn dienstknecht zeide: ‘Kijk eens hier, en zie nog een andere tak die ik geplant heb; ja een derde uit het oosten, zie ik heb ook haar verzorgd en ze bracht goede vruchten voort en uit deze drie takken zal ik diegene voortbrengen die mij zullen dienen.

(1) RLDS Jacob 3:65-67/ LDS Jacob 5:23-24

 

 

 

 

28. En van deze drie productieve takken afkomstig van het schrale land, waarover de heer van de wijngaard zijn dienstknecht vertelde, kwamen Joden van de scholen die de sterren in kaart brachten om zo de ontwikkeling te begeleiden van deze jongen die geboren is in Bethlehem, het land van Jeruzalem.

 

 

 

 

29. De eerste van de drie was Bunai, een edele rabbijn van de synagogen van Griekenland, wat ervoor zorgde dat hij geaccepteerd werd door de sekte van Farizeeërs in Jeruzalem, waar hij zijn verblijfplaats gevestigd had sinds Mijn geboorte tot de dagen van Mijn opstanding en onder de natuurlijke Joden van de goede olijfboom vermengde hij zich met de naam Nikodemus. De tweede stond bekend als Jozef; een Jood, geboren in Rome en benoemd tot magistraat in het land van Judea; met afgeleide bevoegdheden als rechter over de stad Arimatea, welke op een afstand van drie uren lag ten noordwesten van Jeruzalem, waar hij lid was van het Sanhedrin, maar Mijn discipel¹ in het bijzonder. De derde: een adellijke koopman uit de regio van Antiochië. Hij koos ervoor om weg te blijven van de invloed van de Farizeeën in Bethanië, met de naam Lazarus.

(1) Johannes 19:38-40

 

 

 

30. Dit waren de drie takken van de wilde olijfboom welke geplant waren in de lage landen van het Oosten en ze waren goede vrienden van het begin tot het einde van Mijn reis op de aarde van uw voorouders.

 

 

 

31. En de heer van de wijngaard zei tot zijn dienstknecht: ‘Kijk hier en zie de laatste verwijst naar de afstammelingen van Lehi, de takken van de oorspronkelijke olijfboom die zijn gepland in het land van hun erfdeel. Zie, ik heb ze geplant op een stuk vruchtbare grond, ja in dit land over zee en ik heb er al die tijd voor gezorgd en maar een deel van de boom droeg goede vruchten; maar een ander deel van de boom bracht bittere vruchten voort en het geschiedde dat er een lange tijd voorbijging sinds ik ze geplant hen en de takken brachten geen goede vruchten¹ voort.’ En de Heer van de wijngaard zeide tot zijn dienstknecht: ‘Kom, laat ons afdalen en laat ons terugkeren naar het werk in deze wijngaard. Want zie, de tijd dringt en het einde zal spoedig komen daarom moet ik vruchten voor mijzelf bewaren, voor het volgende seizoen².’

(1) RLDS Jacob 3:68/ LDS Jacob 5:26 | (2) RLDS Jacob 3:70-73/ LDS Jacob 5:27-29

 

 

 

32. Toen geschiedde het, na de derde dag nadat Ik was herrezen in Jeruzalem, dat Ik tussen mijn andere schapen kwam te staan waarvan Ik gezegd heb dat Ik deze ook zal bezoeken, welke een tak zijn van het huis van Israël, geplant in een vruchtbaar land. Maar zie, Ik zeg u, dat hoewel ze voor een korte tijd in totale harmonie leefden met de nobele gevoelens die voortkomen uit de Allergrootste Gave van de Geest van God, zie toch zal in de toekomst de oorspronkelijke boom, dat wil zeggen de Joden waarin de wilde takken geënt waren, welke de Heidenen zijn, overbelast worden met allerlei soorten vruchten, zowel Jood als Heiden en dit zal zowel gebeuren in het land van uw voorouders als in dit land van uw erfdeel¹, want velen zullen komen van andere landen, zelfs vele Joden van verschillende stammen van Israël en ook van Efraïm. Maar zie, er zullen vele Heidenen van ver komen, van plaatsen van overzee en het zal blijken geen enkele vrucht in deze tijdsperiode² goed voor Mij zal zijn.

(1) RLDS Jacob 3:74/ LDS Jacob 5:30 | (2) RLDS Jacob 3:78/ LDS Jacob 5:3

 

 

 

 

33. Daarom is het in deze tijd dat de profetieën aangaande de dagen van de voorspelde duisternis vervuld zullen worden, welke de aarde bedekken zal, wanneer de zon onder zal gaan over de profeten¹ en het licht der mensen duisternis² zal worden en er zal niemand zijn die je kan vertellen hoe lang dit zal duren³, aangezien de kerk tot stand zal komen welke Nephi, de zoon van Lehi, voorspelde, die de meest afschuwelijke van alle kerken zal zijn, waarvan de stichter de duivel is en die de heiligen van God zal vernietigen voor de eer van de wereld en hen tot slaaf zal maken in het land wat het zaad van Lehi scheidt door vele wateren⁴.

(1) Micha 3:6 | (2) Jeremia 13:16 | (3) Psalmen 74:9 | (4) RLDS 1Nephi 3:140-145/ LDS 1Nephi 13:5-10

 

 

 

 

34. En de heer van de wijngaard zei tot zijn dienstknecht: ‘Wat kunnen we voor deze boom doen zodat ze weer goede vruchten voor mij zal produceren?’ En de dienstknecht zei tot zijn meester: ‘Zie, omdat u de takken geënt hebt van de wilde olijfboom, welke de Heidenen zijn die hun wortelen verzorgd hebben door Christus, zodat ze nog steeds leven en niet dood zijn, en zie, daarom zijn ze nog steeds goed.

 

 

 

 

35. Maar zie, de heer van de wijngaard zei tot zijn dienstknecht: ‘Het dient mij niet als de boom en de wortelen kwade vruchten voortbrengen. Niettemin, omdat ik weet dat hun wortelen goed zijn, zal ik ze bewaren voor een toekomstig doel en vanwege hun grote kracht hebben ze goede vruchten voortgebracht via de geënte takken en vanaf nu zullen de geënte takken groeien en zullen ze de wortels ontgroeien en vele kwade vruchten voorbrengen en ze zullen in het vuur geworpen worden, tenzij we iets doen om ze te behouden¹.’

(1) RLDS Jacob 3:79-84/ LDS Jacob 5:33-37

 

 

 

 

36. En het geschiedde dat de heer van de wijngaard tot zijn dienstknecht zeide: Laat ons afdalen naar de laagste delen van de wijngaard om te zien of de natuurlijke takken ook kwade vruchten voortbrengen en het geschiedde dat de vruchten van de natuurlijke takken ook verdorven waren vanwege de grote afschuwelijke kerk; ja de eerste en de tweede en ook de laatste; en alle kerken die getracht hadden goede vruchten voort te brengen waren verdorven¹. Maar zie, de heer van de wijngaard zeide tegen zijn dienstknecht: ‘Dit is de vervulling van het visioen van Nephi aangaande de man die hij zag en gescheiden was van het zaad van zijn broederen door vele wateren; en ik zag dat de Geest van God nederdaalde en de man inspireerde; en de man ging door vele wateren en hij kwam tot het zaad van zijn broederen die in het land van belofte waren, net zoals hij zag dat de Geest van God andere Heidenen inspireerde, die de takken zijn van de wilde olijfboom en daarom een overblijfsel van het huis van Israël; en ze kwamen uit gevangenschap en staken de vele wateren over en ontvingen het goede land door erfenis, want ze verootmoedigden zich voor de Heer en de kracht van de Heer was met hen².

(1) RLDS Jacob 3:86-87 / LDS Jacob 5:39 | (2) RLDS 1Nephi 3:147-151 / LDS 1Nephi 13:12-15

 

 

 

 

37. Maar deze laatste geënte takken, die de Heidenen zijn die naar dit land van overzee gebracht zijn, zullen ook het zaad van Lehi en zijn broederen overwinnen en de tak van het zaad van zijn broederen zal verdorren en sterven; en de Heer zal huilen om zijn verlies want alle vruchten van zijn wijngaard zullen vergaan behalve deze; maar nu zijn ze ook verdorven en alle bomen van zijn wijngaard zijn nutteloos, behalve om omgehakt en in het vuur¹ geworpen te worden.’

(1) RLDS Jacob 3:88- 92/ LDS Jacob 5:40-42

 

 

 

 

38. Maar zie, de heer van de wijngaard hakte de bomen om die het deel van dit land belemmerden en plantte een andere boom in hun plaats¹ waarmee hij de belofte vervulde die Jozef, de zoon van Jakob, gekregen had van God de vader, toen hij hem vertelde dat uit zijn lendenen een ‘eerlijke tak’ uit het huis Israëls op zou staan, welke rechtvaardig is ook al is het een Heiden, en deze zal gerekend worden als een onderdeel van de natuurlijke olijfboom want hij zal waarlijk een afstammeling van Jozef zijn; niet de Messias, maar die ‘enting’ waarvan Lehi profeteerde, welke komen zal in de volheid van de Heidenen in de laatste dagen, wanneer uw afstammelingen ontaardt zijn, in ongeloof zijn vervallen, ja, gedurende vele jaren en gedurende vele generaties nadat de Messias zichzelf persoonlijk aan de mensenkinderen geopenbaard heeft, dan zal de volheid van Mijn evangelie tot de Heidenen komen en van de Heidenen naar een overblijfsel van uw afstammelingen².

(1) RLDS Jacob 3:94 / LDS Jacob 5:44 | (2) RLDS 1Nephi 4:16 / LDS 1 Nephi 15:13

 

 

 

 

39. Ja, om de Heidenen uit de duisternis te brengen die over de aarde zijn zal in die dagen; en deze ent zal een ziener zijn die mijn volk terug zal leiden naar het pad van licht¹. 1) RLDS 2Nephi 2:6-10/ LDS 2Nephi 3:5-6

 

 

 

40. En de heer van de wijngaard zag dat een deel van deze geplante boom in de laatste dagen goede en slechte vruchten voortbracht, wat de goede en slechte gevoelens in de mensen zijn die de takken in de wijngaard vormen, op zo’n manier dat de wilde tak slechte vruchten voorbracht die de goede tak¹ overwoekerden. En nu, na alle zorg die we aan de wijngaard hebben besteed, zijn al de geënte takken verdorven, zodat geen enkele van hun goede vruchten voortbrengt en van hen had ik gehoopt ze te behouden, om hun vrucht te verkrijgen voor het komende seizoen.

(1) RLDS Jacob 3:95-96/ LDS Jacob 5:45

 

 

 

 

41, Maar zie, “zij” zijn geworden als de wilde olijfboom en ze zijn nergens goed voor, behalve om omgehakt en in het vuur geworpen te worden; maar het spijt mij om ze te verliezen, net als de rest van de wijngaard— Wat anders had ik dan kunnen doen voor mijn wijngaard? Ik heb ze gevoed en om hen heen gegraven en ik heb gesnoeid en ik heb de wortelen bemest en bijna elke dag heb ik mijn hand uitgestrekt; maar zie, het einde nadert en daarom voel ik dat ik alle bomen van mijn wijngaard moet omhakken en in het vuur werpen om ze te verbranden. Wie heeft mijn wijngaard¹ bedorven?

(1) RLDS Jacob 3:97-104/ LDS Jacob 5:46-47

 

 

 

 

42. En het geschiedde dat de heer van de wijngaard tot zijn dienstknecht zeide: ‘Laat ons gaan en de bomen van de wijngaard omhakken en in het vuur werpen, zodat ze de grond van mijn wijngaard niet belemmeren; want ik heb alles gedaan wat ik kon. Wat had ik nog meer voor mijn wijngaard kunnen doen?’ — Maar zie, de dienstknecht zei tegen de Heer van de wijngaard: ‘Spaar het nog wat langer.’ En de Heer zei: ‘Ja, ik zal het nog wat langer sparen; want het bedroeft mij als ik de bomen van mijn wijngaard¹ zou verliezen.

(1) Jakob 5:49-51

 

 

 

 

43. Laat ons daarom de takken nemen die ik de laagste gebieden van mijn wijngaard geplant heb en ze op de boom enten van waar ze vandaan komen, wat de natuurlijke ent is; en de takken van de boom verzamelen die de meest bittere vruchten voortbracht en in die plaats de natuurlijke takken enten, afkomstig van de natuurlijke boom, zodat de boom niet sterft maar de wortels voor mij behouden blijven, om aan mijn doel te voldoen.

 

 

 

 

44. En zie, de wortels van de natuurlijke takken van de boom, die ik heb geplant heb waar het mij goeddunkt, leven nog steeds, verspreid over het gehele land van mijn wijngaard, zodat ik ze kan behouden voor mijn doel. Ik zal daarom zijn takken nemen en ze wederom in de oorspronkelijke boom enten. Ja, ik ent ze op de takken van de oorspronkelijke boom, zodat ik ook de wortels voor mijzelf mag behouden, zodat als ze sterk genoeg zijn en ze goede vruchten voort mogen brengen voor mij en ik de vrucht van mijn wijngaard¹ mag verheerlijken.’ (1) RLDS Jacob 3:112-117/ LDS Jacob 5:52-54

 

 

 

 

45. En het geschiedde dat zij van de natuurlijke boom namen die wild geworden was en entten deze op de natuurlijke bomen die eveneens wild waren geworden en ze namen ook van de natuurlijke bomen die wild waren geworden waren en entten op de oorspronkelijke boom waarvan allen het sap van de oorspronkelijke boom deelden, ondanks dat er vele wilde takken waren, zodat de heer van de wijngaard tot zijn dienstknecht zei: ‘Verwijder de takken niet uit de bomen, behalve zij die het bitterst zijn en je zult erop enten zoals ik je gezegd heb.’

(1) RLDS Jacob 3:118-120/ LDS Jacob 5:55-57

 

 

 

 

46. En de Heer van de wijngaard zei toen tot zijn dienstknecht om deze wilde takken niet te verwijderen, welke verstrooid waren door zijn gehele wijngaard. Toen zeide hij: we zullen wederom deze bomen¹ verzorgen om te vervullen wat geschreven is door Nephi aangaande de Heer van de wijngaard, wanneer Hij dan zijn hand voor een tweede keer uit zal strekken om zijn volk terug te winnen, welke van het huis van Israël² is, met het doel om de takken “om te wisselen”, dat wil zeggen: om de natuurlijke takken op de moederboom te enten, zodat de Heer van de wijngaard zich begon te verblijden omdat hij de wortels en ook de takken van de eerste vruchten³ bewaard had.

(1) Jakob 5:52-54 | (2) 2Nephi 29:1 | (3) Jakob 5:60

 

 

 

 

47. En de Heer van de wijngaard zei ook tot zijn dienstknecht: Ga daarom, stuur wederom engelen naar het land en roep dienstknechten, zodat we ijverig met alle kracht mogen werken in mijn wijngaard, dat we de weg mogen bereiden waardoor ik mijn natuurlijke vruchten van de wijngaard weer kan telen, welke vruchten goed en kostbaarder zullen zijn dan alle andere vruchten en laat ons dan voor de laatste keer arbeiden met alle toewijding die je nodig hebt om mijn wijngaard te redden, want het einde is nabij en hat zal de laatste keer zijn dat ik de bomen van mijn wijngaard¹ zal snoeien.

(1) RLDS Jacob 3:125-126/ LDS Jacob 5:61-62

 

 

 

 

48. En de takken zullen wederom geplant worden; om te beginnen bij de laatste, dat ze de eerste mogen zijn en de eersten de laatsten; en spit rondom de bomen, zowel oud als nieuw, de eerste en de laatste, en de laatste en de eerste, zodat ”allen terugkomen” opdat alle nog eens voor de laatste maal worden verzorgd. Spit er dus omheen en snoei ze en bemest ze wederom voor de laatste maal, want het einde is nadert. En als deze laatste enten de natuurlijke vrucht ontwikkelen en voortbrengen, dan zult u een weg voor hen bereiden zodat ze mogen groeien en verenigd blijven in Mij, de Heer van de wijngaard.¹.

(1) RLDS Jacob 3:127-129/ LDS Jacob 5:63-64

 

 

 

 

49. En naarmate ze beginnen te groeien, zal je de takken verwijderen die vruchten voorbrengen, welke de bittere gevoelens zijn, naargelang de kracht en de grootte van de goede; en je zult niet in één keer de kwade verwijderen opdat de wortels niet te sterk zijn voor de ent en de ent ervan niet afsterft en ik de bomen van mijn wijngaard niet verlies; daarom, zul je de kwade gevoelens verwijderen terwijl de goede gevoelens groeien zodat de wortel en de kruin beide dezelfde kracht hebben, totdat de goede gevoelens de kwade overweldigen en de slechte omgehakt en in het vuur geworpen worden; en zo zal ik de goddelozen voor altijd¹ uit mijn wijngaard verteren.

(1) RLDS Jacob 3:130-132/ LDS Jacob 5:65-66

 

 

 

 

50. En de takken van de natuurlijke boom zal ik op de natuurlijke takken van de boom enten; en ik zal ze wederom bijeenbrengen, opdat ze wederom natuurlijke vruchten voort mogen brengen en ze zullen wederom één zijn in Mij, de heer van de wijngaard, want de goddelozen zullen uitgeworpen worden, zelfs uit het gehele land van mijn wijngaard en ze verbranden, want zie, nog slechts deze ene keer zal ik mijn wijngaard snoeien¹.

(1) RLDS Jacob 3:133-135/ LDS Jacob 5:68-69

 

 

 

 

51. En het geschiedde dat de heer van de wijngaard zijn dienstknecht¹ heenzond; en de dienstknecht deed zoals de Heer hem² had bevolen en bracht andere dienstknechten; en zij waren met weinig³.

(1) RLDS L&V 98:7d / LDS L&V 101:55 | (2) RLDS L&V 98:8c / LDS L&V 101:62 | (3) RLDS Jacob 3:136 / LDS Jacob 5:70

 

 

 

52. En de heer van de wijngaard zei tegen hen: Ga en arbeid in de wijngaard met al je kracht, want zie, dit is de laatste keer dat ik de wijngaard verzorg; want het einde is nabij en nadert snel; en indien je uit alle macht met mij arbeidt, dan zal ik vreugde hebben in de vruchten welke ik voor mijzelf zal houden, in de tijd die weldra komt, wanneer deze vruchten essentieel zullen zijn om je verenigd te houden in de laatste dagen, opdat je voor de laatste keer harder mag arbeiden in mijn wijngaard en Ik, de Heer van de wijngaard, zal ook met je arbeiden als je mijn geboden in alle dingen¹ gehoorzaamt.

(1) RLDS Jakob 3:137-140/ LDS Jakob 5:71-72

 

 

 

 

53. En aldus zal de wijngaard opnieuw de natuurlijke vrucht dragen; en de natuurlijke takken zullen opnieuw beginnen te groeien en zich sterk ontwikkelen; en er zal begonnen worden om de wilde takken te verwijderen en weg te doen, om de gelijkheid en kracht tussen de wortel en de kruin te behouden. En zo zullen deze gekozen dienstknechten met alle ijver werken, volgens de geboden van de heer van de wijngaard, totdat alle goddelozen uit de wijngaard zijn geworpen en de Heer de rechtvaardige bomen voor zichzelf zal bewaren: de plantage van Jehova¹.

(1) Jesaja 61:3

 

 

 

 

54. Dezen zullen weer de natuurlijke vrucht worden, waarvan de wortels stevig zullen worden gevestigd naast de bron van zuiver water¹ en ze zullen zijn als één lichaam, waarvan de vruchten gelijk zijn; en de Heer van de Wijngaard had de natuurlijke vruchten van deze boom voor zichzelf behouden, welke het ‘uitverkoren zaad’ is met betrekking tot zijn wijngaard in de laatste dagen, wat vanaf het begin van de volheid der tijd² zeer kostbaar voor Hem geweest zijn.

(1) Jeremia 17:8 | (2) RLDS Jacob 3:141-144/ LDS Jacob 5: 73-74

 

 

 

 

55. En het geschiedde, toen de Heer van de wijngaard zag dat zijn vruchten goed waren en dat zijn wijngaard niet langer verdorven was, dat hij zijn dienstknechten riep en tot hen zeide: ‘Zie, voor de laatste keer hebben we de wijngaard verzorgd en zie, ik heb gehandeld volgens mijn wil en ik heb de natuurlijke vruchten behouden zodat ze goed zijn, zoals ze in het begin waren. En jullie zijn gezegend omdat jullie voor de laatste keer ijverig met Mij gewerkt hebben in deze wijngaard en omdat jullie mijn geboden hebben onderhouden en omdat jullie Mij, de Heer, wederom de natuurlijke vrucht hebben gebracht.

 

 

 

 

56. Zie, mijn arbeiders zullen zich samen met mij verblijden vanwege de vruchten van mijn wijngaard in de laatste dagen. Daarom, zie, als de tijd komt wanneer opnieuw de slechte vruchten in mijn wijngaard zullen komen, dan zal ik de goede en de slechte vruchten van elkaar scheiden; de goede vrucht zal ik voor mijzelf houden maar de slechte zal ik in hun eigen plaats wegwerpen. En dan komt het seizoen en het einde; en ik zal mijn wijngaard met vuur¹ verbranden.’

(1) RLDS Jacob 3:145-153/ HLD Jacob 5:75-77

 

 

 

 

57. En nu zeg Ik je, gebruik makend van enkele woorden van Jakob, voorwaar, voorwaar, de dingen die de profeet Zenos gesproken heeft over het huis van Israël, waarbij hij het vergeleek met een tamme olijfboom, zullen zeker geschiedden. En de dag waarop Ik, de Heer, voor de tweede maal Mijn hand uit zal strekken om Mijn volk¹ terug te winnen, is de dag, ja de laatste keer, dat de dienstknechten van de Heer met hun macht Zijn wijngaard weer zullen verzorgen en snoeien; en daarna komt spoedig het einde².

(1) RLDS 2Nephi 12:42/ LDS 2Nephi 29:1 | (2) RLDS Jacob 4:1-3/ LDS Jacob 6:1-2

 

 

 

 

58. Zie, wil je deze woorden verwerpen die door Mijn eigen hand voor een toekomstig wijs doel Zijn bewaard? Zul je de woorden van de profeten en alle woorden die door Mij, Jezus Christus, gesproken zijn in dit verslag, verwerpen? Zul je de kracht van God en de gave van de Heilige Geest¹ ontkennen, welke aan je gegeven is door handoplegging van hen die de autoriteit bezitten om dat te doen²?

(1) RLDS 2Nephi 12:31-39/ LDS 2Nephi 28:26-31 | (2) RLDS Jakob 4:12-13 /LDS Jakob 6:8

 

 

 

 

59. Zie, als je dat doet, zul je voor altijd de vlam van de heilige geest die in je hart woont uitwissen en met deze houding zul je de spot drijven met het grote verlossingsplan dat voor je bedacht is sinds de grondlegging der wereld. — Weet je niet dat als je deze dingen doet, dat de kracht van de verlossing en de opstanding die in Mij, Jezus Christus is, je met schaamte en vreselijke schuld voor het gerecht van God zal doen staan op de laatste dag¹?

(1) RLDS Jacob 4:14/ LDS Jacob 6:9

 

 

 

 

60. O, mijn geliefde kinderen, bekeer je en ga in door de nauwe poort en ga verder op de smalle weg, totdat je het eeuwige leven bereikt, totdat Ik je zal ontmoeten voor het aangename gerecht van God, welk gerecht de goddelozen vervult met ontzagwekkende angst en vrees. Amen¹.

(1) RLDS Jacob 4:16-18/ LDS Jacob 6:11